verschillende zyn van caracters. Vermits men in vertrouwde Brieven, gelyk hier de onderstelling is, zich vertoont zo als men is, heeft de Dichter een ruim veld om het waar caracter zyns Helds te vertoonen, en dit verzuimende, kunnen de fraaiste, de gladste, de verhevenste varzen dat hoofdgebrek niet vergoeden. De zelfde zorg moet ook besteed worden om de waarheid der Historie te bewaaren: en schoon men die met verdichtselen mag versieren, moet de hoofddaad daar altoos in doorstraalen en de hoofddaad blyven. Waarschynlyke omstandigheden en gesprekken, geheime beweegredenen, vooronderstelde oorzaaken, onbekende gemoedsneigingen en andere byvoegsels kunnen als geoorloofde en dikwils noodzaakelyke verdichtselen gebezigd worden, en zetten het werk geenen geringen luister by.
By dit alles word nog eene oplettende kundigheid vereischt die in deeze en andere Dichtstukken niet dan al te veel verwaarloosd word, te weeten het costume, zoals de Schilders het noemen, wel in acht te neemen. Door 't costume verstaat men de zeden, gebruiken en gewoontens der onderscheidene Volken in de onderscheidene tyden. Achilles van 't canon en Cesar van de uitvinding der Drukkunst te doen spreeken; aan 't eene Volk de gewoontens van 't andere [p. 5] toe te schryven en diergelyke blyken van onkunde worden in deeze Dichtstukken zo min als in anderen geduld. Dit behoeft niet verder uitgebreid te worden.
De styl der Heldenbrieven moet geschikt worden naar 't caracter der Persoonen die men schryvende invoert, naar de omstandigheden in welken men hen vertoont, en naar 't onderwerp dat zy verhandelen. Het gezond oordeel wyst hier den weg; al wat hiervan in 't algemeen gezegd kan worden, is dat het brommende, het gemaakte, het opgesmukte, het al te verhevene moet vermyd worden. Men houde steeds in 't oog dat men brieven schryft; en dus is eene natuurlyke deftigheid, en eene eenvoudige, doch geenszins laage redeneering, de welvoeglykste styl die men kan volgen. Een kundig Dichter, die zich zyn onderwerp eigen heeft gemaakt, zal schielyk begrypen op wat wyze hy zyne Personaadjes moet laaten spreeken, en tevens opletten dat een Brief en deszelfs antwoord niet moeten schynen uit dezelfde pen gevloeid te zyn.
Wat nu de maat betreft, zyn de zes- en vijfvoetige vaerzen wel het beste geschikt tot de Heldenbrieven; schoon 'er ook wel korte regels toe kunnen gebruikt worden: doch deeze laatste vleijen beter in gemeenzaame of vrolyke dan in ernstige of gewigtige brieven. Maar 't is tegen alle gebruik brieven in coupletten van een gelyke maat en afdeeling te schryven: en met reden, want het stryd met alle waarschynlykheid dat iemand, die door een' brief zyne gedachten aan een' ander wil mededeelen, dezelve zo [p. 6] juist zou afmeeten, dat hy ieder couplet met een' volzin zou kunnen sluiten. De menigte tusschenpoosingen, door die coupletten veroorzaakt, breeken ook telkens den draad der redeneering of van 't verhaal af, welke in een' brief meer aaneengeschakeld behoort te weezen. Minnebrieven zondere ik hiervan äf; doch wy spreeken van Helden- en Heldinne-brieven.