Heldinnenbrieven. Ovidius' Heroides in Nederland
(2005)–Olga van Marion– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
Hoofdstuk 2
| |
[pagina 46]
| |
Den brieff, dien sij hem oversende,
Also Ovidius hoer legende
In epistolen heeft bescreven,
Die hout aldus ghelijck ende even.
Die sin daer off is recht aldus.Ga naar eind3
(De brief die zij [Hero] aan hem [Leander] stuurde,
zoals men kan lezen bij Ovidius
die haar legende in brieven heeft beschreven,
die is hier precies zo weergegeven.
De inhoud van de brief luidt aldus.)
Ondanks zijn suggestie van een letterlijke vertaling wijkt Potters vijftiende-eeuwse versie op interessante punten af van het klassieke origineel. De uitbeelding van de schrijfster verschilt in verschillende opzichten van de Herofiguur van Ovidius in Heroides 19. In dit hoofdstuk wordt de relatie tussen de ‘oude’ en de ‘nieuwe’ Hero onderzocht en er zal worden nagegaan hoe Potter de brief heeft aangepast aan de ideeënwereld van Der minnen loep. Welke literatuuropvattingen over de Heroides bestonden er in zijn tijd en welke heeft hij als uitgangspunt gekozen? Wat was er vernieuwend aan zijn bijdrage? | |
Een nieuwe Hero in Der minnen loepVoor Dirc Potter, die als ambtelijk schrijver en diplomaat in dienst was bij opeenvolgende graven van Holland, vormde Der minnen loep zijn literaire debuut.Ga naar eind4 Hiermee was hij een van de vormgevers van de nieuwe Haagse hofcultuur zoals Van Oostrom die in zijn studie Het woord van eer (1987) omstreeks 1365 ten tijde van Albrecht van Beieren laat beginnen. Niet dat Potter zijn dichtwerk in opdracht van het hof produceerde. Hij werkte niet om geld of in de hoop op protectie, ‘maar eerst en vooral omdat hij daar aanleg en zin toe heeft, dus als culturele zelfverwerkelijking’; hij zou zelfs ‘een van de vroegste zelfstandige auteurs in onze literatuurgeschiedenis’ zijn.Ga naar eind5 Tijdens zijn actieve leven rond het bestuurscentrum aan het Binnenhof bracht Potter in Der minnen loep een compilatie van wel een zestigtal verhalen van bijbelse en klassieke oorsprong tot stand. Het was zijn doel daarmee in de eigen volkstaal lessen in liefde te ontwikkelen. Daarvoor zal in elk geval in zijn kringen belangstelling hebben bestaan. De dichter wist zijn theorie aangenaam te brengen door uit te gaan van voorbeelden van meer of minder geslaagde liefdes in bijbel en literatuur. Aan deze keur van internationale exempla zouden de lezers zich kunnen spiegelen. Een deel van zijn voorbeeldmateriaal heeft Potter ontleend aan Ovidius' Heroides. Het meeste daarvan heeft hij omgewerkt tot verhalen waarbij de briefvorm verloren is gegaan. Slechts in één geval nam hij de briefvorm over, name- | |
[pagina 47]
| |
lijk in het bovengenoemde fragment van 124 versregels vanuit het perspectief van Ovidius' heldin Hero. Dat werd Potters enige heldinnenbrief. De lezers neemt hij hierin mee naar de Hellespont, de huidige Dardanellen in het Noordwesten van Turkije, de zeestraat die Azië van Europa scheidt. Hero is priesteres van Aphrodite in de stad Sestos aan de Tracische (Europese) zijde van de Hellespont. Haar geheime minnaar, koningszoon Leander uit het Klein-Aziatische Abydos, woontaan de overkant. Samen vormen ze een beroemd geworden, ongelukkig duo. Obstakels voor hun liefde zijn niet alleen de bezwaren van de kant van hun ouders die een huwelijk in de weg staan, maar ook de onbetrouwbare golven van de Hellespont. Alleen 's nachts weten ze elkaar door middel van geheime zwemtochten te ontmoeten. Ovidius is niet de enige, maar wel een belangrijke bron van waaruit het verhaal in de literatuurgeschiedenis bekend is geworden. Heroides 18 is een uitbeelding van de geobsedeerd verliefde Leander die na een week aanhoudend stormweer zijn ongeduld op papier smijt en herinneringen ophaalt aan de eerste keer dat hij de golven van de Hellespont trotseerde en in Hero's armen de nacht doorbracht. Leander zweert de kwellende situatie te doorbreken en de oversteek te wagen, zonder oog voor het gevaar in het woeste water te verdrinken. Zijn brief bereikt via een waaghals van een schipper de wachtende Hero, die per ommegaande antwoordt. Haar reactie is Heroides 19. Daarin stort ze al haar klachten over Leander uit, ze smeekt hem haast te maken én tegelijkertijd behoedzaam te zijn én trouw aan haar te blijven. De dagen zijn te lang voor Hero, die haar angstige voorgevoelens met niemand anders dan een oude voedster kan delen. Ze komt in opstand tegen de goden en haar lot, maar kan niets anders doen dan als baken voor Leander boven in de aan Aphrodite gewijde vuurtoren van Sestos een fakkel brandende houden. Bij Ovidius blijft het treurige einde van de twee geliefden onvermeld, maar de lezers weten of kunnen vermoeden dat het verhaal slecht afloopt. Dit is een van de elementen die Heroides 18 en 19 zo aantrekkelijk maken, samen met het motief van de amator exdusus, de hartstochtelijk verliefde man voor wie de aanbedene onbereikbaar blijkt. Alleen uit Griekse bronnen is bekend dat de fakkel in Hero's toren ongemerkt door een windstoot is uitgedoofd en dat het lange wachten op de komst van haar minnaar vergeefs blijkt te zijn geweest.Ga naar eind6 Omstreeks 1605 wist de schilder Peter Paul Rubens dramatisch weer te geven hoe het de priesteres vergaat als zij uiteindelijk, bijna gek van het wachten, geconfronteerd wordt met het lijk van de verdronken Leander en zelfmoord verkiest door een sprong van haar toren. | |
[pagina 48]
| |
Deze tragische afloop met de zelfmoord is in Hero's brief in Der minnen loep niet aan de orde. Die begint met een traditionele groet, waarbij opvalt dat Potter de schrijfster ‘Adonis’ noemt: Den minnentliken Abydeus
Sende ic, AdonisGa naar eind7 van Zesten rijck,
Dusent grueten guetelijck.
Du alre liefste salich man,
Hoe moechstu wesen nu daer an,
Dattu so langhe hebs ghebeyt
Te comen daer dijn herte leyt,
Daer du dijn ruste plaghes te zoecken?Ga naar eind8
(Aan mijn minnaar uit Abydos
stuur ik, Adonis [Hero] uit Sestos,
duizend lieve groeten.
Ach allerallerliefste,
ik maak me toch zoveel zorgen.
Hoe heb je toch zo lang kunnen wachten
om te komen waar je het liefste bent
en waar je je altijd zo heerlijk kunt ontspannen?)
Leander zal zoals elke nacht waarin een ontmoeting plaatsvindt, na zijn zwemtocht worden beloond met een warm onthaal. Hero/Adonis zal zijn natte lichaam afdrogen en hem in haar bed ontvangen: Soe gaen wy op die camer schoon,
Ghechiert als een conincx troen.
Twe lieve minnentlike monde
Versamenen him wel menighe stonde.
Al die ghenuechte, gunst ende vrede,
Die ye wijff enen goeden man dede,
Doe ic mit zueter lusten di.
So deestu lieflic weder my.
Die ene borst verwarmt den ander.Ga naar eind9
(Dan gaan we naar de mooie kamer,
die met pracht en praal is versierd.
Onze twee verliefde monden
houden we urenlang op elkaar.
Al het heerlijke genot en de rust
die vrouwen aan hun mannen schenken
schenk ik vol liefde aan jou;
je hebt dat immers ook aan mij gegeven.
We zullen elkaar verwarmen.)
‘Waer blivestu, mijn trute [beminde] Leander', vervolgt Hero, waarbij ze zich afvraagt of haar minnaar zich misschien met vrienden aan het vermaken is en typisch mannelijke spelletjes doet. Zelf brengt zij de nachten door in gesprek met een vertrouwelinge, waarbij ze soms opschrikt als ze denkt iets te horen, en voor Leanders bestwil aldoor de fakkel op de toren bewaakt. In grote lijnen volgt Potters tekst Heroides 19. Allerlei elementen uit het origineel keren erin terug, zoals de beschrijvingen van de doorwaakte nachten en de waarschuwingen om voorzichtig te zijn, soms in een andere volgorde, hier en daar ingekort en uitgebreid. Er zijn echter evengoed opmerkelijke verschillen. De toon van de nieuwe Hero wijkt sterk af van wat zo kenmerkend is voor | |
[pagina 49]
| |
de heldinnen bij Ovidius. Bij haar ontbreekt de jaloezie en evenmin vermoedt ze bij Leander kwade trouw en ze maakt hem ook geen verwijten, noch slaat ze zichzelf uit rouw of klaagt ze de goden aan. Haar karakter is duidelijk anders dan dat van de Ovidiaanse Hero, die zich bijvoorbeeld als een uitzinnige afvraagt wat Leander toch kan weerhouden van een bezoek: O, komt u toch eindelijk, of wist ik maar zeker dat de wind of uw vader
u tegenhield - in ieder geval geen andere vrouw!
Als ik dat zou weten, geloof me, ik zou sterven van verdriet.
Bedrieg me maar meteen als u me dood wilt!Ga naar eind10
Potters Hero heeft zichzelf beduidend beter in bedwang. Uit haar woorden spreekt een rotsvast vertrouwen in de liefdesrelatie, die door niets kan worden verbroken: Die stede ongheveynsde truwe
Ende vast ghelove, die ic buwe
In dy, ende du oick in my,
Die blive ghedurich sonder sij,
Sonder ymmermeer te breken.
[...]
Want mijn ghetruwen settic al
In di, Leander, zonder wanch,
End oick en gheer gheen wissel ganch.
So en doest u oick, dat weetic wael.Ga naar eind11
(De duurzame, waar achtige trouw
en het vaste geloof dat ik heb
in jou, zoals jij dat hebt in mij,
die blijven onvoorwaardelijk bestaan
zonder ooit te worden geschonden.)
(Want ik vertrouw je geheel en al,
Leander, zonder te twijfelen,
en ik wil daar ook geen verandering in.
Jij doet hetzelfde, dat weet ik best.)
Geen radeloze vrouw dus, in de versie van Potter, maar eerder een toonbeeld van standvastigheid. Deze afwijkende karakteruitbeelding van Hero ten opzichte van het origineel kan geen toeval zijn geweest. Het klassieke verhaal van Hero en Leander moest een plaats krijgen binnen het grote kader van Potters ars amandi, zodat het zou passen binnen de argumentatie van zijn liefdesleer. | |
Middeleeuwse literatuuropvattingen over de HeroidesAls vijftiende-eeuwse dichter kon Potter teruggrijpen op een lange traditie van omgang met en interpretatie van Ovidius. Eeuwenlang had men het werk van | |
[pagina 50]
| |
de Romeinse dichter gelezen vanuit een houding van verzet. De diepgelovige middeleeuwers moeten een grote afstand hebben ervaren tussen de christelijke normen en waarden van hun eigen tijd en de vrije omgang van de Romeinse dichter met seksualiteit, overspel, incest en kinder- en zelfmoord. Volgens Tilliette (1994) worstelden de middeleeuwse auteurs met het paganisme en de seksuele moraal bij Ovidius, ‘d'Ovide à eux, la distance morale et mentale est trop longue.’Ga naar eind12 De reacties op het twijfelachtige morele gehalte van Ovidius' werk vormen de rode draad in het reeds door velen bestudeerde Nachleben van de klassieke auteur, zowel in de late Oudheid als in de Karolingische Renaissance en de zogenaamde aetas Ovidiana in de twaalfde en dertiende eeuw. Ovidius was tegelijkertijd de dichter van de teugelloze wellust, lascivissimus poeta Naso, én inspiratiebron voor wie advies zocht op het gebied van erotiek en liefdesproblemen en voor wie kennis zocht van de klassieke mythologie: Wie de oorlog bemint, leest Vergilius,
maar wie open staat voor wellust, Ovidius.Ga naar eind13
Deze dubbele houding is de eeuwen door aan te treffen en vormt de verklaring voor de karakteruitbeelding van de Herofiguur bij Potter. Al in de eerste eeuw van onze jaartelling had Quintilianus het onwelvoeglijke, speelse taalgebruik van Ovidius afgewezen als losbandig, lascivus, maar gelijktijdig de nadruk gelegd op het belang van deze dichter voor de redenaar in spe.Ga naar eind14 Ook in latere eeuwen werd Ovidius zowel door kerkvaders en theologen verguisd, als aanbevolen voor de retorische scholing binnen het christelijke onderwijs. Als adviezen in poetica's konden fragmenten uit Ovidius' liefdespoëzie een goede dienst bewijzen, maar in schoolboeken beperkte men zich liever tot verkorte versies van streng geselecteerde teksten. Enerzijds zou Ovidius onbeduidend kirren in de liefdeselegieën, zich schandelijk misdragen in de brieven en afgoderij aanmoedigen in de Metamorfosen;Ga naar eind15 er zou zelfs behoefte hebben bestaan aan een Anti Nasonem.Ga naar eind16 Anderzijds bereikte de dichter vooral in de twaalfde en dertiende eeuw een grote populariteitGa naar eind17 met een overvloed aan handschriften, citaten, anthologieën en flores morales, bewerkingen in de volkstalen, variaties en imitaties tot en met liefdeshandboeken en merkwaardige pseudo-ovidiana.Ga naar eind18 Er bleef echter een ambigue en beperkte verdraagzaamheid ten opzichte van Ovidius' werk bestaan, die ook is uitgedrukt in een versregeltje dat op schutbladen van handschriften is aangetroffen: ‘Voor jochies zing je mooi, Naso, maar niet vooroude heren.’Ga naar eind19 | |
[pagina 51]
| |
De gelijktijdige bewondering en kritiek golden ook voor Ovidius' Heroides. Wie als dichter-bewerker of editeur toch met de heldinnenbrieven aan de slag wilde, moest zoeken naar een bevredigende manier om met de profane literatuur om te gaan. In grote lijnen tekenen zich in de eeuwen vóór Dirc Potter drie oplossingen af waartoe de bewerkers hun toevlucht namen. Deze oplossingen moeten worden onderzocht om Potters werkwijze beter te kunnen begrijpen. Ten eerste waren er de gekuiste versies, ontdaan van de ondeugden die in de Heroides zo uitgebreid aan bod komen, en aangepast aan de morele opvattingen van de betreffende tijd. Dit is een manier om de ‘onkuise’ voorbeelden van de klassieke auteur om te buigen tot ‘kuise’ waaraan de lezers zich kunnen spiegelen. Ten tweede bestond de allegorisch-moraliserende uitleg en bewerkingswijze, waardoor de veronderstelde diepere betekenissen van de Heroides aan de oppervlakte kwamen en als lessen konden worden gepresenteerd. Ten derde waren er de waarschuwingen vóór af in de handreikingen voor de lezers die in de handschriften van de Heroides zijn toegevoegd: een middel om de oorspronkelijke teksten te behouden en de veronderstelde bedoeling van de dichter expliciet te maken, zodat de lezers ervan konden leren. | |
Kuisingen van de HeroidesIn het prille begin van de Ovidius receptie ging het om moraliserende bewerkingen van de Heroides die als doel hadden de ‘heidense’ voorbeelden in te passen in en aan te passen aan de eigen cultuur. Daartoe werden Ovidius' verzen in min of meer gecensureerde vorm naverteld. Zo is er een vroege aangepaste versie overgeleverd van de brief van Dido aan AeneasGa naar eind20 en een christelijke pendant van de Laodamia brief door bisschop Venantius Fortunatas.Ga naar eind21 De twaalfde eeuw bracht ook Heroides-imitaties voort in moralistische trant zoals een variatie op Briseïs aan Achilles in de vorm van een brief van Deïdamia aan Achilles.Ga naar eind22 Dörrie (1968) merkt op dat het imiteren in deze eeuw een oefening was die het hart van elke serieuze schrijver sneller moet hebben doen kloppen.Ga naar eind23 Een duidelijk voorbeeld van kuising is het twaalfde-eeuwse brievenpaar in Latijnse hexameters van Paris en Helena van de hand van de Franse dichteraartsbisschop Baudri de Bourgueil.Ga naar eind24 Deze bewerkingen vertonen grote verschillen met Heroides 16-17, waarin Ovidius openlijk de verleidingsstrategieën van Paris (16) en Helena's aarzelingen tussen huwelijkstrouw en overspel (17) had uitgebeeld. Er was zelfs de suggestie gewekt dat Helena zich bij haar afwe- | |
[pagina 52]
| |
gingen tussen echtgenoot Menelaus en aanbidder Paris vooral door haar hartstocht liet leiden. Als dichter kon Baudri niet afwijken van het literaire - zijns inziens waarschijnlijk zelfs historische - gegeven van Helena's keuze voor Paris en Troje, met de hele Trojaanse Oorlog als gevolg. Hij kon echter wel tornen aan de redenen waarom Helena voor Paris koos, dus aan de argumenten voor haar ontrouw. Zijn oplossing was dat Helena zwicht voor Paris' bedreigingen en denkt dat ze de wil van de goden moet volgen.Ga naar eind25 In zijn brief ‘Paris Helenae’ probeert de Trojaanse prins namelijk Helena, in de lijn van Heroides 16, ervan te overtuigen dat zij door de goden voorbestemd is zijn vrouw te worden, maar hij voegt eraan toe dat ze, als ze niet durft mee te gaan naar het superieure Troje, tezamen met haar landgenoten met geweld daartoe zal worden gedwongen. Onder de indruk van dit betoog weegt Helena in ‘Helena Paridi’ de voors en tegens tegen elkaar af in de vorm van een controversia: er dreigt een oorlog tussen Sparta en Troje en de goden hebben haar nodig om de vrede te kunnen bewaren - het kan toch niet zondig zijn om aan de wil van de goden tegemoet te komen? Tegen meegaan pleit weliswaar dat de Trojanen haar zullen gaan haten zodra de onoverwinnelijke Grieken een oorlog beginnen, maar misschien zullen de Grieken haar gewoon laten gaan, of wellicht worden ze verslagen? Haar vlucht zal enerzijds een schandaal veroorzaken, maar anderzijds mag dat haar nu niet bezighouden, ze dient de wil van de goden te volgen. Verteerd door spijt zal ze haar geliefde Menelaus achterlaten: Vaarwel, mijn land, en vaarwel, zoet Mycene,
en ook u, mijn slaapvertrek, zo vertrouwd voor mij en voor Menelaus,
dat hij zo vaak geheiligd heeft door de viering van onze huwelijksband!
Ik zal gaan, al zal ik mijn volk en zelfs mijn naasten missen,
ik zal gaan om de huisgoden van koning Priamus te zien.
Geen schaamte of rampen weerhouden me om te vertrekken.Ga naar eind26
Het is duidelijk dat de twaalfde-eeuwse heldinnenbrieven van Baudri beoogden Ovidius in moreel opzicht te verbeteren. Ze vormen daarmee een typisch voorbeeld van adaptatie van de Heroides aan de morele maatstaven van een christelijk leespubliek. De Herobrief van Dirc Potter lijkt echter met deze vorm van aanpassing weinig te maken te hebben: zijn schrijfster is niet kuiser dan haar klassieke voorgangster bij Ovidius, integendeel. | |
[pagina 53]
| |
De allegorisch-moraliserende uitleg van de HeroidesEen tweede manier om de Heroides een plaats geven in de eigen cultuur was het bewerken van de brieven in moralistische zin en het toevoegen van kritisch commentaar met een les voor de lezer. Aan de basis hiervan lag de allegorisch-moraliserende interpretatie van de profane literatuur uit de klassieke Oudheid: de oude geschriften zouden een schat aan levenslessen bevatten voor wie de moeite doet door de oppervlakte heen te kijken om de intentie van de auteur te achterhalen. Dit wordt duidelijk verwoord door de negende-eeuwse bisschop Theodulfus van Orléans, theologisch raadgever van Karel de Grote, die in een van zijn gedichten de literatuur opnoemt die hij graag leest. Vergilius en Ovidius spreekt hij rechtstreeks aan, ‘praatzieke (loquax) Naso’, en hij stelt dat hun werk op het eerste gezicht weinig waardevols oplevert, maar onder de valse mantel van de poëtische taal (sub falso tegmine) een grote dosis wijsheid bevat: Weliswaar zit er veel frivools in hun geschriften, maar onder de bedriegelijke dekman-
tel gaan talloze waarheden schuil.Ga naar eind27
Orbán (1989) haalt een vroeg voorbeeld aan van de uitleg in allegorisch-moralistische zin van het ‘Parisoordeel’, de beroemde schoonheidswedstrijd waarin de Trojaanse prins moet kiezen tussen drie godinnen: in werkelijkheid zou de prins voor de keuze hebben gestaan tussen het actieve leven (Hera/Juno), het contemplatieve leven (Athena/Minerva), of het amoureuze leven (Aphrodite/Venus).Ga naar eind28 Voor de twaalfde eeuw was het commentaar op de Metamorfosen van Arnulfus van Orléans van belang, die in zijn voorafgaande handleiding voor de lezers (Accessus ad Ovidium) beweert dat het de intentie van Ovidius is geweest in zijn gedicht niet alleen de veranderingen te beschrijven die plaatsvinden in stoffelijke zaken, maar ook en vooral in de ziel, ‘om ons aldus van de dwaling terug te voeren naar de kennis van de ware Schepper.’ In de ogen van Arnulfus was zelfs Ovidius' handboekje Remedia amoris (Geneesmiddelen voor liefdesverdriet) een ethisch tractaat.Ga naar eind29 De allegorische interpretatie bereikt een hoogtepunt in de omvangrijke en invloedrijke Ovide moralisé: het begin veertiende-eeuwse verzamelwerk op basis van de Metamorfosen en de Heroides en een reeks bijbelse en mythologische vertellingen, waarin de oorspronkelijke verhalen en de heldinnenbrieven in het Frans zijn bewerkt en voorzien van moralisaties met scherpe veroordelingen | |
[pagina 54]
| |
van het gedrag van de personages volgens de christelijke leer. Het gaat hier om een combinerende werkwijze van moralistische bewerkingen én zedenlessen. De personages moeten veelal in allegorische zin als slechte menselijke eigenschappen worden opgevat. Een voorbeeld hiervan biedt de brievenwisseling Paris-Helena in het twaalfde boek van de Ovide moralisé.Ga naar eind30 Bij Ovidius is Helena aan het einde van haar brief geneigd toe te geven aan Paris' verlangens. Ze vraagt alleen nog wat tijd voordat ze ja zegt: ‘U bent te zeer gehaast en uw oogst is nog niet rijp. Misschien is uitstel ook gunstig voor uw wensen.’Ga naar eind31 Voor de Ovide moralisé is een dergelijke amoureuze inschikkelijkheid van een getrouwde koningin onacceptabel. Hier wordt ferme taal gesproken. De afwijzende houding houdt Helena anders dan bij Ovidius stug vol tot het einde.Ga naar eind32 Maar ondanks dat had Helena volgens de auteur nog niet genoeg haar best gedaan. Dat blijkt uit de toegevoegde moralisatie, die een onaangename vergelijking voor haar opleverde. Waar Paris voor de mens staat die zich al te gemakzuchtig overgeeft aan de verlokkingen die de wereld biedt, verbeeldt Helena de ijdelheid die er de oorzaak van is dat de zotten zich te buiten gaan en zonden bedrijven. En dat is ernstig, want op haar beurt is het de ijdelheid die de ziel - door God zo mooi geschapen - steelt en verpest en tot schande en verdoemenis brengt.Ga naar eind33 De overeenkomsten tussen deze manier van omgang met de Heroides en de werkwijze van Dirc Potter zijn niet evident. Weliswaar heeft ook Potter bij de bewerkingen van de heldinnenbrieven in Der minnen loep commentaar toegevoegd dat een zekere les bevat, maar van streng-christelijke (allegorische) moralisaties is er geen sprake. | |
De morele categorieën in de handreikingen voor lezers (Accessus)Een derde manier om de Heroides als lectuur acceptabel te maken was het toevoegen van waarschuwende inleidingen, de Accessus. Dergelijke interpretaties dienden als handreikingen voor lezers bij de vooral twaalfde-eeuwse handschriften van de Heroides die in de scriptoria veelvuldig waren gekopieerd en op grote schaal verspreid (hoewel er nog lange tijd fragmenten ontbraken).Ga naar eind34 Potter zal als Ovidius kenner vertrouwd zijn geweest met deze inleidingen, waarin speciaal aandacht wordt besteed aan de veronderstelde auteursintentie. De (anonieme) auteurs van de Accessus ad Ovidium namen aan dat Ovidius met zijn brieven een specifieke bedoeling heeft gehad, namelijk om zijn lezers ‘aan te | |
[pagina 55]
| |
sporen tot deugden’ en tegelijkertijd ‘ondeugden af te wijzen’, of iets concreter ‘kuise liefde aan te bevelen’ en ‘onkuise liefde te laken’. Om de lezer duidelijk te maken welke liefdesverhalen aanbeveling en welke afkeuring verdienden, zijn er morele categorieën in de Accessus aangebracht. Een daarvan deelde de Heroides in volgens de tegenstelling kuis (castus, bijvoorbeeld Penelope) en onkuis (incestus, bijvoorbeeld Phaedra die verliefd is op haar stiefzoon Hippolytus). Een andere indeling maakt onderscheid tussen wettig (legitimus, Penelope), onwettig of losbandig (illicitus, Canace die een kind had van haar broer) en dwaas (stultus, Phyllis die vergeefs wachtte op de ontrouwe Demophoön): Zijn [Ovidius'] intentie is een wettig huwelijk of een wettige liefde aan te bevelen, en daartoe handelt hij over de drie soorten liefde zelf, namelijk de wettige, de losbandige en de dwaze, aan de hand van respectievelijk Penelope, Canace en Phyllis. [...] De ethiek ligt eraan ten grondslag omdat de dichter de goede zeden onderwijst en de slechte uitbant. Het doel is dat wij, als wij het nut hebben gezien dat voortvloeit uit de wettige liefde en het ongeluk dat pleegt voort te vloeien uit de dwaze en onwettige liefde, deze allebei ontvluchten en alleen de kuise liefde aanhangen.Ga naar eind35 Deze gedachtegang vormde een rechtvaardiging om de Heroides bij het bewerken enigszins intact te laten, omdat de moreel verwerpelijke elementen ook didactische waarde hadden. De indeling in categorieën heeft veel uitwerking gehad op de nieuwe heldinnenbrieven die naar aanleiding van Ovidius' bundel zijn ontstaan, ook op de Herobrief van Dirc Potter. | |
De Herobrief als bouwsteen van Potters liefdesleerBij Dirc Potter keert de gedachtegang uit de Accessus terug dat de Heroides een exemplarische functie hebben en de lezers leren inzien welke vormen van liefde laakbaar en welke het nastreven waard zijn. Dat idee paste uitstekend bij de opzet van Der minnen loep. Potter had als doel een liefdesleer te presenteren en door middel van voorbeelden het complexe gebied van genegenheid, aantrekkingskracht, hartstocht en seksualiteit in kaart te brengen. De personages uit de Heroides vertegenwoordigden een exemplarische waarde en konden worden ingezet om aan te tonen welke soorten liefde nagestreefd en welke soorten vermeden moesten worden; zij vormden immers uitbeeldingen van de vele verschillende soorten liefde die er tussen een man en een vrouw bestaan. Op basis | |
[pagina 56]
| |
van de Accessus kwam Potter tot een indeling in vier categorieën, die min of meer de verschillende stadia van verliefdheid representeren: ‘dwaze’, ‘goede’, ‘ongeoorloofde’ en ‘geoorloofde’ liefde.Ga naar eind36 In het schema van Dirc Potter hebben bijna alle Heroides een plaats gekregen.Ga naar eind37 Ze zijn verwerkt tot een zestiental verhalen en alleen in het geval van Hero en Leander is de briefvorm gehandhaafd. Acht personages uit de Heroides vallen onder de gecke minne - dat wil zeggen de kortzichtige, al te haastige liefde - in het eerste boek. Wat er zo geck is aan hun minne legt het commentaar bij deze Phyllis, Medea, Paris en Helena, Dido, Ariadne, Oenone en Hypsipyle uit.Ga naar eind38 Paris, bijvoorbeeld, gaat overijld en bruut te werk door Helena tot wederliefde te dwingen, maar aan de andere kant leven juist vrouwen vaak ‘in onghedulde’ en heeft Helena uiteindelijk haar schaking zelf gewild.Ga naar eind39 Oenone's liefde was weer op een andere manier geck; van haar voorbeeld kunnen de lezers leren dat zij moeten zien te voorkomen uit liefdesverdriet ‘ontsinnich’ te worden, zoals het Oenone verging, ‘Die van groter minnen wee/Rasende after die werlt liep,/Om dat Helena bij Paris sliep.’Ga naar eind40 Het eerste boek sluit af met de waarschuwing: ‘Hout mate in liefte ende en haest u niet’ (1, 2092). Hero en Leander (inclusiefde brief) zijn ingedeeld bij de goede minne in boek twee, evenals Cydippe en Acontius, en Deïdamia.Ga naar eind41 Deze personages representeren vrouwen en mannen die goed bij elkaar passen en seksuele toenadering zoeken, maar die nog niet getrouwd zijn. Bij de ongheoerloefde minne in het korte derde boek zijn de Heroides over verboden liefde en incest ingedeeld: de verliefde stiefmoeder Phaedra en Canace met het kind van haar broer.Ga naar eind42 De gheoerloefde minne uit boek vier, ten slotte, vormt het doel waar alle jonge geliefden naar dienen te streven: een relatie die is ontstaan uit de goede minne en die is uitgegroeid tot bestendige huwelijksliefde. Vier ‘eerbare’ heldinnen illustreren Potters betoog: Penelope, Hermione, Laodamia en Hypermnestra.Ga naar eind43 Dirc Potter heeft de meeste Heroides kernachtig als klachten weergegeven, die in de vorm van kleine redevoeringen in de liefdesverhalen zijn opgenomen, ingeleid door ‘Sy sprac’. Op deze manier ondersteunden ze zijn betoog.Ga naar eind44 In de woorden van de heldinnen zijn de Heroides ontdaan van geleerde mythologische verwijzingen en tot de kern teruggebracht. De ‘gecke’ Phyllis bijvoorbeeld begint zónder beschouwing zoals in Heroides 2 over het wassen van de maan, de Sithonische zee en de schepen uit Attica, bij Potter met een woedeuitbarsting tegen Demophoön die zijn afspraak niet nakomt: ‘O valsche man, o onghehuyr [monster]/O truweloze creatuir!’ De 32-regelige klacht eindigt met een variatie op het pathetische grafschrift in Heroides 2: ‘Adieu mijn stadt, vrund ende mag- | |
[pagina 57]
| |
he!/De liefde brect mijn herte ontwee’. Daaraan voegt Potter droogjes toe: ‘Mittien so spranc si inder zee/Ende verdranc, die edele vrouwe’, gevolgd door de waarschuwing aan de lezers om bij het liefhebben hetverstand niet uit te schakelen en ontrouw door de partner op een verstandige manier te verdragen: Daer om scrivic u minen raet,
Dat ghi wiselic minnen sult,
Ende lyden een heymelic verdult
Wanneer u ontrouwe wedervaert
Die ziele moet ymmer sijn ghespaert.Ga naar eind45
(Daarom zet ik mijn raad voor u op papier:
u moet op verstandige wijze liefhebben
en in lijdzaamheid leven
wanneer iemand u ontrouw is,
want u moet uw ziel altijd sparen.)
Het gedrag van Phyllis heeft ertoe geleid dat zij door Potter is ingedeeld in het eerste boek bij gecke minne. Daarentegen is het verhaal van Hero, die evenals Phyllis ten einde raad de hand aan zichzelf heeft geslagen en die de status had van ongehuwde minnares, terechtgekomen in boek twee bij goede minne - de indelingen binnen Der minnen loep zijn niet altijd consequent.Ga naar eind46 Uit de indeling van Hero bij de goede minne volgt automatisch dat de schrijfster die ‘goede’ liefde dan ook in haar brief moest uitbeelden. Daarom diende ze een evenwichtige, beheerste indruk te maken en een rotsvast vertrouwen in haar relatie uit te stralen. Om dat doel te bereiken is de karaktertekening van de oorspronkelijke Herofiguur in Heroides 19 gewijzigd, en is het gedrag dat zo kenmerkend is voor Ovidiaanse heldinnen - hun woede, weeklachten, wanhoop - verdwenen. Behalve de karakterombuiging van Hero om goede minne uit te beelden is nog een enkel verhaalelement veranderd omdat het moest passen bij het dagelijkse leven van de vijftiende-eeuwse lezers. Is de Ovidiaanse Hero bijvoorbeeld jaloers op Leander omdat hij zo heerlijk kan gaan worstelen,Ga naar eind47 de vijftiende-eeuwse Hero benijdt Leander om de jacht met vogels en honden. Opvallend genoeg is Potters personage minder preuts dan dat van Ovidius. Juist aan de heimelijke vrijpartijen van de twee geliefden, die door Ovidius alleen maar worden gesuggereerd, wijdt Potter een mooie digressie, waarvan een deel al hierboven (pag. 48) is geciteerd. Weet Leander nog hoe hij aan land placht te komen, moe en nat van het zwemmen, en hoe Hero hem dan altijd afdroogde met droge, witte doeken? En hoe zij daarna in de mooie kamer de liefde bedreven en alles deden wat deugdzame stellen ooit met elkaar hebben gedaan? Ook deze passage, die door Potter aan de Ovidiaanse stof is toegevoegd, moet deel uitmaken van zijn opzet om goede minne uit te beelden tussen rechtschapen jongelieden | |
[pagina 58]
| |
die elkaar oprecht liefhebben en beminnen. Dat blijkt verderop ook uit de moraal van het verhaal: O edel vrouwe ende goede man,
Hier salmen truwelic deyncken an.
Hier liet truwe truwe bliken.
Der truwen en woude sy niet bezwiken.
Die wile si leefden waren sy
Onverscheiden ende wandels vry:
Dus sijn sy inder lesten noot
Onghescheiden ghebleven doot.Ga naar eind48
(Zeer geachte lezers,
dit verhaal moet u altijd blijven herinneren,
hieruit bleek oprechte trouw;
zij [Hero] wilde de trouw niet ontrouw zijn.
Tijdens hun leven waren ze
onafscheidbaar en onveranderlijk;
evenzo zijn ze - toen de nood hoog was -
onafscheidelijk gebleven in de dood.)
Als de verhouding tussen Hero en Leander zo eerlijk en oprecht was, rijst de vraag waarom hun exempel geen plaats heeft gekregen in boek vier over de gheoerloefde minne. Het gaat weliswaar om een liefde die door de ouders van het paar was verboden, maar in andere gevallen heeft Potter zich ook niet strikt aan het onderscheid tussen gehuwd en ongehuwd gehouden. Het antwoord wordt duidelijk aan het eind van het verhaal. Hero's brief blijkt haar minnaar nooit te hebben bereikt. In Potters versie van het liefdesdrama, in de tekst rondom de brief, spoelt Leanders verdronken lichaam op het strand aan, waar Hero het vindt wanneer zij er loopt te wandelen. Over het radeloze rouwbetoon van de priesteres wil de dichter alleen nog kwijt dat het niet in versregels onder woorden kan worden gebracht. Met Leanders lijk loopt ze als ‘een rasende wijff’ het diepe water in, haar dood tegemoet. In de ogen van de dichter was dat Hero's enige minpunt. Hij zegt het zelf in de les na afloop: een mens mag nooit zelf de dood verkiezen wanneer een geliefde sterft: Nochtan waer beter tlijff ghespaert,
Also ic voer hebbe bescreven.
Men mach wel in lieften leven
Ende leven in rechtveerdighe minne
In live, in herte, in moede, in sinne,
Ende dat ele draghe groten laste
Mit sijns herten liefste gaste,
Sonder, off die ene storve,
Dat die ander slijfs verdorve.Ga naar eind49
(Toch had ze haar leven beter kunnen sparen,
zoals ik hierboven al heb gezegd.
Men mag gerust met iemand samenwonen
en delen in oprechte liefde
hart en ziel, lijf en leden,
en ieder mag zijn zorgen delen
met de liefste van zijn hart,
zonder dat, wanneer de een sterft,
de ander ook zijn eigen leven opgeeft.)
| |
[pagina 59]
| |
De brief van Potter in Der minnen loep blijft lange tijd een een malige gebeurtenis. Pas in de zestiende eeuw komt het genre van de heldinnenbrief sterk op, zowel in het Neolatijn als in het Nederlands. Het eerste zestiende-eeuwse exemplaar is een Neolatijnse brief van de hand van Janus Secundus (1533, ed. 1541). Nog voordat het genre meer Neolatijnse beoefenaars kreeg, waren het echter de rederijkers die actief werden met het schrijven van Nederlandstalige brieven. Daarom zal het volgende hoofdstuk eerst ingaan op hun werk. |
|