1. | Heldinnenbrieven zijn vooral geschreven uit verzet tegen Ovidius. |
2. | Het zwaartepunt van de imitatie van de Heroides in Nederland ligt niet in humanistenkringen tussen 1550 en 1650, maar tussen 1750 en 1800 in en rond de letterkundige genootschappen (tegen Dörrie, Der heroische Brief, 168-169). |
3. | De opkomst en ondergang van het genre van heldinnenbrieven worden gemarkeerd door de twee productiefste dichters op dit gebied: Cornelis van Ghistele en Willem Bilderdijk. |
4. | Het oordeel van Vinck-Van Caekenberghe (Een onderzoek, 230) doet geen recht aan de vindingrijkheid van Cornelis van Ghistele. |
5. | Erasmus' voorstel om de heldinnenbrief als schrijfoefening op school te gebruiken dient ook in de eenentwintigste eeuw ter harte te worden genomen (De conscribendis epistolis, ASD 1-2, 232). |
6. | Het getuigt van onbegrip voor de praktijk van vroegmoderne dichters om het verzoek van Tesselschade Roemers aan bevriende dichters om haar werk na te zien als bewijs aan te voeren voor haar ondeugdelijk dichterschap (cf. Van Marion & Van der Wouden, ‘Graag scherpe critiek!’, in Musaeus 6, 4, 5-8). |
7. | Het Nederlands moet als onderwijstaal behouden blijven in de Master van de Opleiding Nederlandkunde/Dutch Studies van de Universiteit Leiden. |
8. | De turbulente ontstaansgeschiedenis van de Nieuwe Bijbelvertaling (2004) vormt uitstekend materiaal voor het onderwijs van de Nederlandse cultuur aan anderstalige studenten. |
9. | Lukas' verhaal over de uitstorting van de Heilige Geest in Handelingen 2: 1-4 vertoont veel overeenkomsten met Euripides' Bacchae 757-758. |
10. | ‘Werk jij ook?’ en ‘Waar heb je je kind gelaten?’ zijn vragen die nog steeds uitsluitend aan vrouwen worden gesteld. |
11. | De beste navolger van de klassieken is Frank Groothof. |