Op zijn eerste Kerst als president kregen de fotografen en verslaggevers toestemming aanwezig te zijn bij het uitdelen van de pakjes rond de kerstboom in het buitenverblijf.
De president kreeg een schort, rood-wit-blauwe bretels en spullen voor zijn pijp.
Tijdens de vakantie liet hij ook zijn dieet een beetje schieten en at zelfs zijn favoriete salade met kruidenazijn.
Bij de open haard vertelde hij over zijn jeugd: het was soms zwaar maar zelden saai geweest.
Zijn eerste vader was handelaar in wol, zijn tweede vader - een al even geslaagd zakenman - was handelaar in verfartikelen. Met recht kon de president lachend opmerken dat hij dus door de wol geverfd was.
Veel van het gezinsleven speelde zich destijds af rond de eettafel, een grote ovale en solide mahoniehouten tafel.
Zijn vader vroeg slechts drie dingen van zijn kinderen: dat ze hard werkten om iets van zichzelf te maken in de maatschappij, dat ze de waarheid spraken en dat ze op tijd voor het eten kwamen.
Alleen wat dat derde punt betrof liet de president het vroeger (en nu) wel eens afweten.
Van vroeger herinnerde hij zich hoe zijn vader een lineaal stuk sloeg op zijn achterwerk omdat hij te laat aan tafel was verschenen met een onaanvaardbare smoes.
Na het feest ondervroegen de verslaggevers zijn kinderen, twee zoons en een dochter.
‘Hij is een doordouwer. Als hij skiet dan skiet hij hard. Als hij bij zijn gezin is dan is hij er helemaal. Hij doet alles voor de volle honderd procent. Het heeft me vaak geholpen wanneer ik in de put zat, zo'n voorbeeld. Ik kon mezelf er overheen zetten.’
De oudste zoon was 23 en studeerde teologie, maar hij had nog niet besloten wat hij in de toekomst wilde gaan doen.
De tweede zoon was 21 en studeerde bosbouw, maar hij dacht erover over te stappen naar rechten.
De dochter was 16. Ze hield van koken, naaien en skiën, ze wist nog niet wat ze wilde worden.
Kinderen zoals iedereen ze zou willen hebben.