Ja, maar mevrouw, deze schrijven Nederlands
(2000)–Angèle Manteau– Auteursrechtelijk beschermdEen uitgeefster aan het woord over het boekenvak
[pagina 117]
| |
Enkele citaten uit radio-, TV- en kranteninterviews | |
[pagina 119]
| |
‘Ik heb het, alles welbeschouwd, toch zeer verrijkend gevonden om contact te hebben met zoveel auteurs. Ik zou haast durven zeggen: slechts Guido Gezelle en Multatuli heb ik niet gekend. Dat is wat je te danken hebt aan het feit dat je hoogbejaard bent. Vanaf de generatie van Van Nu en Straks tot vandaag zijn al die auteurs kennissen, of vaak heel goede vrienden.’ ----- ‘Uitgeven of schrijven of schilderen of alles wat enigszins - om een modewoord te gebruiken - creatief is, daar hou je niet mee op op de dag dat je vijfenzestig bent. Nee, je blijft wroeten, steeds met het gevoel dat je nog heel veel fouten maakt, dat je nog heel veel kunt leren, maar dat het zo boeiend blijft dat je het iemand anders niet gunt.’ ----- ‘Oud? Ik hou niet van dat woord. Ik voel me niet oud. Het spijt me zeer. Misschien zie ik er zo uit. Ik zit nog vol plannen. Als u wist wat ik nog allemaal wil doen en moet doen.’ ----- ‘Rimbaud dichtte dat je met zeventien onmogelijk serieus kunt zijn. Ik heb een leeftijd bereikt waarop jezelf serieus nemen nog meer misplaatst is.’ ----- | |
[pagina 120]
| |
Over de moorddadige wraakactie van de Duitsers in Dinant op 23 augustus 1914: ----- ‘Waarschijnlijk heb ik aan de gebeurtenissen van augustus 1914 een afschuwelijk syndroom overgehouden. Misschien is mijn vak mijn genezing geweest.’ ----- | |
[pagina 121]
| |
‘Onmiddellijk toen ik in 1942 De voorstad groeit van Louis Paul Boon in handen kreeg, viel het me op. Dat kon niet anders. Niet dat de taal zuiver was. Maar hij had een vaart. Hij kon vertellen. Hij had iets te zeggen. Het was iets merkwaardigs, heel wat anders dan wat ik ooit had meegemaakt.’ ----- ‘In de collaboratiebladen werden de boeken die ik uitgaf, werkelijk met de grond gelijk gemaakt. “Decadent.” Het enige wat ze ons toewensten, was bomen gaan hakken en steen gaan kappen langs de wegen en de auteurs en hun raadgevers op een brandstapel met hun slechte boeken. In de fik. ----- ‘Het probleem met Louis Paul Boon, dat waren niet de Duitsers. Ze ignoreerden dat, ze moesten oorlog voeren. Het probleem was het katholieke Vlaanderen. Het was een moeilijke tijd, want ik had hem zo gaarne een grotere bekendheid willen geven. Ik had hem zo gaarne flink willen verkopen, want hij had het nodig. Maar Vlaanderen reageerde zeer afzijdig. Vlaanderen was er nog niet rijp voor.’ ----- | |
[pagina 122]
| |
‘Boon kreeg van de katholieke boekerijen een slechte quotering. Hij mocht dus niet in de bibliotheken liggen en meestal ook niet in de etalages van de boekhandels, want er werd onmiddellijk protest tegen aangetekend door een of andere voorbijganger. Het was moeilijk om hem in Vlaanderen aan een publiek te helpen. Maar ik ben hem trouw gebleven. ----- | |
[pagina 123]
| |
‘Ik ben geen Vlaamse. Dat ik het Vlaams gekozen heb, is een puur toeval, omdat ik in een Nederlands milieu ben terechtgekomen tijdens mijn studie aan de universiteit en daar heel wat - eveneens door een puur toeval - Nederlandse shrijvers leerde kennen en enkele Vlamingen.’ ----- ‘Dans les milieux que je fréquentais, je n'ai jamais rencontré la moindre hostilité. Nullement. On trouvait, je crois, très sympathique qu'une wallonne s'était donnée la peine - du moins, c'est ce qu'on pensait, or chez moi c'est venu prèsque naturellement - d'apprendre le néerlandais. Il faut dire que j'ai le bonheur d'apprendre aisément une langue étrangère. Je suis une éponge de ce point de vue là. ----- | |
[pagina 124]
| |
‘Ik ben niet feministisch. Ik vind het een schijnprobleem. Ik vind het een schande dat men bij de verkiezingen eist dat een derde van de kandidaten op de lijst vrouwen zijn. Dat is discriminerend voor de vrouwen. ----- | |
[pagina 125]
| |
‘Om een goed schrijver te zijn mag je niet twijfelen. En ik heb het gevoel dat ik achter elk woord dat ik op papier zet, eerst een groot vraagteken plaats. Als je wist, voor een stukje van niks, wat voor zoekwerk ik verricht, uit angst dat het niet juist zou zijn. Ook in mijn formulering. Ik ben altijd bang geweest. Dus, stel je voor dat ik zou beginnen aan een heel boek.’ ----- ‘Men kan altijd dromen van wat anders. Toen ik jong was en in Brussel kwam, was ik zo geboeid door alles wat er gebeurde in het net geopende Paleis voor Schone Kunsten, dat ik me geroepen voelde om schilder of balletdanseres of god weet wat te worden. Want er gebeurde daar altijd iets. Het waren merkwaardige jaren. Maar ja, ik had een uitgeverij.’ ----- | |
[pagina 126]
| |
‘Om een of andere reden wordt er kunstmatig een scherpe scheiding tussen Nederlanders en Vlamingen in stand gehouden. Ik zou nog willen meemaken dat daar eens een einde aan komt. ----- ‘De verhouding Vlaanderen-Nederland wordt er niet beter op, helaas. Wij hebben veel illusies gehad. Ik meende na de Tweede Wereldoorlog dat heel Nederland stond te wachten op de Vlaamse auteurs die ik ontdekt had. Dat was helemaal niet waar. In Nederland werd gevreesd dat een te sterke Vlaamse uitgeverij ook een te sterke concurrent zou worden, niet alleen op de Vlaamse, maar zelfs op de Nederlandse markt. ----- | |
[pagina 127]
| |
‘Men maakt zich nu zoveel zorgen over mijn archief. Maar dat is een glas water in een oceaan. Maar weet u dat er in Holland honderdduizenden brieven en stukken van Vlaamse schrijvers zullen blijven, eeuwig lang, doordat onze Vlaamse schrijvers bij voorkeur, van Hugo Claus tot Tom Lanoye, in Nederland worden uitgegeven?’ ----- | |
[pagina 128]
| |
‘Uitgeven is kiezen. Maar welke zijn de maatstaven om een bepaald manuscript wel te kiezen en het andere naar de auteur terug te sturen? Dat is niet met woorden te beschrijven. Het is een aanvoelen. Wikken en wegen. En het is vaak een groot probleem, want niet alle manuscripten zijn bij een eerste lectuur zo rijp dat je onmiddellijk ja kunt zeggen.’ ----- ‘Er zijn in het boekenvak historische vergissingen te citeren. Gallimard heeft Proust geweigerd. Querido heeft het Dagboek van Anne Frank niet aanvaard. Nijgh heeft Ik, Jan Cremer afgewezen en er zijn er zeker nog meer. Ik zal ook wel fouten begaan hebben. Als het gebeurt, vind ik het beter dat ikzelf het boek geweigerd heb, want je moet ook voor je vergissingen instaan.’ ----- ‘Je weet toch wel dat de resultaten en de financiële problemen een grote rol spelen in de evolutie van een uitgeverij? Dat je heel wat projecten moet laten varen, omdat je ze niet tot stand kunt brengen? Dat wordt vergeten in de geschiedenis van de literatuur.’ ----- ‘Ik zou geen uitgever geworden zijn, indien ik geen optimist was geweest.’ ----- |
|