| |
| |
| |
Uitgever, beroep of roeping?
Lezing voor Katholieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding (1969)
Deze spreekbeurt werd aangekondigd onder de titel ‘Uitgever, beroep of roeping?’ Daar ik zelf over dit probleem, in de loop der laatste jaren, in onze snel evoluerende tijd, vaak mijn mening heb moeten herzien, zou ik eerder, na afloop van deze spreekbeurt, deze vraag aan u willen stellen en er met u van gedachten over willen wisselen. Ik ben ervan overtuigd dat ik er heel wat van zal leren.
Om u in staat te stellen u een mening te vormen, zou ik, al is het wel wat droog, toch even willen uitweiden over het uitgeversvak in onze huidige samenleving.
Wat een uitgever is, hoef ik u niet te vertellen. Dat weet thans iedereen. De tijd is voorbij dat men mij vroeg: wat doet u eigenlijk? Schrijft u boeken? Bent u drukker of boekverkoper?
Onlangs heeft de Duitse boekhandelvereniging een vijftal affiches het licht doen zien voornamelijk bestemd voor jonge mensen die een beroepskeuze moeten doen, om ze attent te maken op de mogelijkheden van het boekbedrijf. Deze affiches zijn geschreven ‘portretten’ van een uitgever, een boekhandelaar enzovoort. De tekst van de affiches over de uitgever en de boekhandelaar luidt als volgt:
Hij maakt van manuscripten boeken. Hij betaalt de auteur, de ontwerper voor het omslag, hij betaalt het zetten, het drukken, het papier. Hij geeft geld uit (daarvoor is hij ook uitgever!) in de hoop geld te verdienen. Op die manier doet hij iets voor de cultuur (tenzij hij Schundliteratur uitgeeft). Op een gegeven moment heeft hij dan ook een boek gedrukt in enkele duizenden exemplaren, maar nog steeds geen kopers. Deze bereikt hij via de boekhandelaar. Deze moet, zoals de uitgever trouwens, een beetje auteur, een beetje uitgever, heel veel lezer, maar vooral een zakenman zijn.
In deze afficheteksten staan feitelijk beknopt alle kenmerken die een uitgever van boeken bepalen.
| |
| |
Er zijn natuurlijk vele soorten boeken. Er is het schoolboek en het kerkboek, er is het kunstboek en het technische boek, er zijn wetboeken en medische boeken, er zijn muziekuitgevers, uitgevers van gidsen en landkaarten, er zijn tijdschriften- en dagbladuitgevers.
Elk genre stelt bepaalde eisen van acquisitie, productie en distributie. Er zijn ook uitgevers van bellettrie, hetzij van oorspronkelijk werk uit eigen land, hetzij van vertalingen. Een dergelijke uitgever staat hier vanavond voor u. Maar uiteindelijk beantwoordt elke uitgeverij aan het volgende schema.
Men heeft de leveranciers van de grondstof: de schrijver die een manuscript voorlegt, de buitenlandse uitgever of de literaire agent die een boek ter vertaling aanbiedt, of degene, meestal de uitgever zelf, die een plan voor een bepaald boek of een bepaalde reeks ontwerpt en aan één of aan enkele schrijvers een bijdrage vraagt in het kader van dat boek of die reeks. Leveranciers van de grondstof, zonder dewelke het hele boekenvak geen reden van bestaan zou hebben, zijn de lectoren van de uitgeverijen. Hun rol, niet alleen in een uitgeverij, maar in de culturele ontwikkeling, is niet te overschatten, zij kunnen door een advies, door het ontdekken en steunen van jong talent, van nieuwe uitdrukkingsvormen een grote invloed uitoefenen op de literaire evolutie. Zij maken deel uit of werken nauw samen met die afdeling van de uitgeverij, waaraan ik bij gebrek aan iets beters de naam van redactie zou willen geven, te weten die afdeling die zorgt voor het registreren van de binnenkomende manuscripten, de briefwisseling met de inzenders die later misschien auteurs van het uitgeversfonds zullen worden, het opstellen van de contracten met de auteurs, zodra het manuscript aanvaard is, het in productie geven nadat het taalkundig en typografisch werd verzorgd en nadat alle exacte gegevens in het manuscript aanwezig gecontroleerd zijn. Het komt nog vaak voor dat een manuscript, hoe gaaf en verzorgd het er ook uitziet, toch onjuistheden bevat die aan de aandacht van de auteur zijn ontsnapt. De redactie zorgt, liefst in overleg met de auteur, voor de teksten van flappen of achterplat. Of ze kiest de meest geschikte vertaler wanneer het gaat om een te vertalen werk en ze zorgt voor een vertalerscontract. De redactie pleegt overleg met de productie- of fabricageafdeling over de gewenste omvang, de gunstigste verkoopprijs voor het boek, ook soms over de reeks uit het fonds waarin het verschijnen zal.
| |
| |
Na deze hoofdproducenten van het bedrijf, komt nu de productie aan de beurt, namelijk die afdeling die van een manuscript een boek maakt. Men berekent er de kosten van zetten, drukken, van omslag en band. Indien de auteur illustraties wenst of indien de redactie illustraties wenselijk acht, pleegt ze overleg met de auteur, onderzoekt het voorgelegde iconografische materiaal of zoekt het zelf op en legt het de auteur ter goedkeuring voor.
Na overleg tussen redactie en productie wordt een grafisch ontwerper gekozen zowel voor het binnenwerk als voor omslag en/of band.
Deze productieafdeling behartigt alle relaties met papierleveranciers, zetters, drukkers, clichémakers en binders.
De afdeling publiciteit en verkooppromotie wordt tijdig op de hoogte gesteld van de op handen zijnde plannen, krijgt van de redactie al het propagandamateriaal (beknopte inhoud van het boek, bio-bibliografie van de auteur, persknipsels over zijn vroeger werk, foto's enzovoort).
Om een boek te lanceren en te verspreiden, zijn er verschillende mogelijkheden: onder meer de normale weg via grossiers, boekverkopers, stationsbibliotheken en kiosken maar ook de rechtstreekse weg van uitgever naar particulieren door mailing van verkoopbrieven of prospectussen - wat men noemt een postordercampagne, of door bezoek huis aan huis met dure referentiewerken, gebonden romanreeksen, encyclopedieën en dergelijke. Door het inlassen van advertenties in alle ter beschikking staande mededelingsorganen of publiciteitsmedia; in ons land in hoofdzaak via de pers, in andere landen via pers, radio en tv.
De publiciteitsafdeling splitst zich dan ook in verschillende diensten:
- | de dienst van de relaties met pers, radio en tv, en voor de uitgevers van school- of technische boeken met het hele lerarenkorps. Door deze dienst worden de recensie- of presentexemplaren verzonden, de binnenkomende recensies geknipt, opgeborgen en met of zonder commentaar naar de auteur verzonden; |
- | de verschillende verkoopdiensten met als chef de verkoopleider die het reisplan van de vertegenwoordigers regelt en controleert, deze op de hoogte houdt van de gang van zaken in het bedrijf, van de nieuwe plannen zowel op gebied van
|
| |
| |
| productie als van propaganda, van nieuwe verkoopargumenten, van prijswijzigingen, ook van nieuwe verkooppunten of -mogelijkheden; |
- | ten slotte de eigenlijke publiciteitsdienst die voor redactie en opmaak van advertenties en van publiciteitsmateriaal zorgt en een efficiënt en weloverwogen gebruik tracht te maken van het, door de hoofdadministratie vastgestelde, publiciteitsbudget. |
Lectuurraad, redactie, productie en verkooppromotie zijn vier afdelingen, die in het uitgeversvak een zeer specifiek karakter hebben.
De andere afdelingen in het bedrijf komen praktisch overeen met die van alle andere bedrijven, namelijk de administratie, boekhouding, personeelszaken en vooral het financieel beleid. Voor deze afdelingen zijn het economisch gevormde krachten die noodzakelijk zijn, terwijl veel van de minder belangrijke taken door ponskaartmachines of computers vlugger en met meer accuratesse kunnen worden volbracht.
De eerste afdelingen vereisen mensen met een grote culturele belangstelling en een even grote zin voor koopmanschap. Wat ik vaak noem: een schaap met vijf poten. Kopen, produceren, verkopen zijn de drie punten waar alles om draait. Maar deze drie punten worden gecontroleerd en feitelijk beoordeeld door een administratie die de rentabiliteit van het object op de voet volgt, feitelijk er voor moet zorgen dat in de kortst mogelijke tijd het hoogst mogelijke rendement uit het belegde kapitaal wordt gehaald.
Fusies van uitgeverijen maken het thans ook voor het boekenvak mogelijk de administratie te mechaniseren door de aanschaf van duur elektronisch materiaal. Het uitgeversvak zal niet kunnen beantwoorden aan de leesbehoefte van de mens, geboren in de tijd van de 35-urenweek, aan de steeds groeiende vraag naar - liefst onpartijdige en eerlijke - voorlichting, aan de evolutie van het onderwijs van hoog tot laag, indien het zich niet moderniseert en dus mechaniseert op het gebied van de productie, de distributie en de administratie.
Maar de grote groepen van bedrijven - en dat geldt vast en zeker ook voor het uitgeven van kranten, boeken en grammo- | |
| |
foonplaten - doen me vaak denken aan een betonmolen waar slechts een uniforme grijze brij uitkomt. Ze kunnen zelfs een gevaar opleveren voor de vrije meningsuiting van de schrijver. Op vele wijzen en vaak met goede wil wordt getracht dit gevaar op te vangen. Als oplossing wordt vaak voorgesteld in krantenof boekenbedrijf een scherpe scheidingslijn te trekken tussen aan de ene kant de redactie en aan de andere kant de productie en de distributie. Dit is maar een schijnoplossing waar ik persoonlijk geen heil in zie, want uiteindelijk zijn het toch de resultaten van de distributie, door de administratie berekend en beoordeeld, die de doorslag geven in het algemeen beleid van een zaak. Ik voel veel meer voor een niet te ver doorgedreven splitsing van taken. Het is dan ook de reden waarom ik in mijn organisatorisch schema van een uitgeverij zo vaak de uitdrukking in overleg met heb gebruikt. Slechts door overleg en nauw contact tussen alle afdelingen van een bedrijf kan vermeden worden dat een der afdelingen de overhand krijgt.
In een uitgeverij lijkt het me juist van het hoogste belang dat degenen die de manuscripten aanvaarden, op voorstel van de lectuurraad, feitelijk dus degenen die de grondstof leveren voor de hele activiteit van het bedrijf, op de hoogte blijven van de werking en van de resultaten van de andere afdelingen. Zij moeten dus bijzonder begaafd zijn want hun belangstelling zal zich evenwichtig moeten verdelen tussen woorden en cijfers, anders verliezen zij in korte tijd elke medezeggenschap in het beleid van een zaak.
Er is echter nog een belangrijke factor in de ontwikkeling van het uitgeversvak in België en dat is de rol van de staat (in casu onze departementen van Cultuur, Onderwijs, Economische Zaken, Buitenlandse Handel en Wetenschappelijk Onderzoek, onze culturele instellingen, onze gesubsidieerde bibliotheken), de gehele culturele infrastructuur. De rol van de staat in de uitgeverswereld is bevorderend in die zin dat er wel sprake is van staatssteun, maar dat deze eerder op empirische wijze gegeven wordt; daar tegenover stelt men vast dat bij vele officiële of semi-officiële instanties de neiging heerst zelf te gaan uitgeven en vaak boeken te brengen die bij elke behoorlijke uitgever het licht had kunnen zien. Ambtenaren, zonder ervaring, menen zich geroepen te voelen uitgever te worden, maar dan op staatskosten, dit wil zeggen zonder risico en belastingvrij. Ze beconcurreren zo- | |
| |
doende de bonafide uitgever die met die factoren in zijn prijsvaststelling rekening moet houden. Deze staatsuitgaven worden vaak ook te duur geproduceerd, zonder ervaring, zonder leergeld betaald te hebben, en het verlies wordt door de belastingbetaler gedragen.
Het ministerie van Cultuur heeft een commissie in het leven geroepen, belast met het adviseren van de minister, onder meer in verband met aankoop van literair werk van Vlaamse auteurs, in België of in Nederland uitgegeven.
Deze commissie werkt echter traag en helaas eerder remmend dan bevorderend. Vooral op het gebied van de uitgaven van poëzie, essay en toneel zou zij efficiënter moeten optreden. Dit zijn namelijk werken die, naar ik meen, voor de verdere evolutie van onze cultuur van het allergrootste belang zijn maar die zich nooit tot een groot publiek richten. Nooit kan een uitgever, bij de bepaling van zijn in casu steeds beperkte oplage, van tevoren enige zekerheid verkrijgen over het wél of niet aankopen van een aantal exemplaren door de staat. De beslissingen, of liever de adviezen, die door de aankoopcommissie worden gegeven, zijn uiterst wisselvallig. Deze wisselvalligheid zal mede veroorzaakt worden door het beperkt budget waarover de commissie beschikt, zodat de commissieleden te lang moeten aarzelen om het krediet te besteden.
De budgetten Franse en Nederlandse letteren zouden niet meer op elkaar moeten afgestemd zijn. Zonder over juiste cijfers te beschikken, meen ik te mogen zeggen dat er meer literair werk van Vlaams- dan van Frans-Belgische auteurs verschijnt. Daarbij, cultuur bestaat niet alleen uit literatuur. Wat met literatuur niets te maken heeft, ressorteert niet onder de bevoegdheid van de aankoopcommissie. Toch is de uitgave van wetenschappelijke vulgarisatiewerken een noodzaak. Het beantwoordt aan een behoefte. Maar de auteurs van dergelijke werken worden als ‘quantité négligeable’ behandeld. De concurrentie van goedkope Nederlandse reeksen op het gebied van wetenschappelijke vulgarisatie is bijzonder groot. Elke Noord-Nederlandse uitgever zal de neiging hebben, wanneer hij een bepaald wetenschappelijk of technisch onderwerp in een reeks voorziet, zich eerst en vooral te wenden tot een Noord-Nederlands auteur; onze Vlaamse wetenschapsmensen komen zelden aan bod in het Noorden en krijgen geen mogelijkheid tot publiceren in eigen land,
| |
| |
door de scherpe concurrentie die elke Vlaamse uitgever die zich op dat terrein zou willen wagen in eigen land, en vanzelfsprekend ook in Nederland, ondervindt voor een verspreiding van zijn uitgaven. Zodoende beschikt geen van onze wetenschapsmensen over een tribune om hun ideeën en hun ervaringen naar voren te brengen. Dit vormt een der problemen van het uitgeversvak in Vlaanderen en ik ben dankbaar omdat ik vanavond juist in deze kring van de Katholieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding de gelegenheid had de alarmklok te luiden.
Hiermee heb ik meteen een der belangrijkste algemene problemen van het uitgeversbedrijf genoemd.
Problemen zijn talrijk in het uitgeversvak. Ze alle noemen zou erop neerkomen dat men alle poten van een lopende kudde schapen zou trachten te tellen. De uitdrukking is niet van mij maar van iemand die in het Bulletin du Livre de problemen van de Amerikaanse uitgeverij trachtte op te sommen.
Uitbreiding, dus planning voor de toekomst en dus financiering en investering, zijn de huidige hoofdproblemen van de uitgeverij, in alle landen, zoals trouwens van elk ander soort bedrijf. Over deze drie punten uitvoerig uitweiden zou mij nu te ver voeren, zeker in het leader van de mij toebedeelde tijd.
Maar het uitgeversvak stelt daarbuiten vele problemen die specifiek zijn voor dat vak, hetzij in het algemeen, hetzij voor een bepaald soort uitgeversactiviteiten.
Algemene problemen zijn:
a) de fusie van bedrijven, waar ik reeds iets van gezegd heb, maar om het u nog duidelijker te maken zou ik uit het NoordNederlandse dagblad De Telegraaf een artikel willen voorlezen: ‘Binnen vijf jaar zijn de kaarten geschud’, zo is de titel van een artikel in De Telegraaf van 1 maart. Want ‘verreweg de meeste van de vele honderden Nederlandse uitgeverijen zullen dan van het toneel verdwenen zijn. Slechts vijf of hooguit tien grote ondernemingen zullen overblijven, die samen bijna alle troeven van het spel in handen hebben. Daarnaast bljft er slechts plaats voor een beperkt aantal kleinere bedrijven die zich sterk hebben gespecialiseerd of vanuit een bepaalde politieke of geestelijke richting werken’, aldus het begin van dit artikel.
| |
| |
b) niet alleen in de uitgeverij stelt zich dit probleem. Ook in de boekhandel, wat eveneens zijn weerslag heeft op de uitgeverij. En in dit verband zou ik willen citeren wat onlangs door een van mijn Amsterdamse collega's in een interview werd opgemerkt. Mijn collega zei letterlijk:
‘Wat tot op zekere hoogte een gevaar inhoudt, dat zijn een aantal grote boekhandelsconcerns die het inkopen van boeken selecteren. Dat is natuurlijk hun goed recht als bedrijf, maar als zij dan een boek niet nemen wordt het meteen op 50 of 100 verkooppunten niet gebracht. Stel je voor dat die concerns in de toekomst steeds meer boekhandels kopen, en daar ziet het wel naar uit. Wat gebeurt er dan? Dan word je zo langzamerhand steeds meer afhankelijk van die concerns. Op een moment gaat dan zo'n bedrijf zo'n enorme kracht ontwikkelen, dat ze de helft van de oplagen van uitgevers kopen. Dan krijg je de situatie dat je het best van tevoren met een manuscript naar zo'n man toe kunt gaan en zeggen: Verkoopt u het of verkoopt u het niet? En voor welke prijs? Kijk, dan gaan die mensen bepalen of je een boek uitgeeft of niet. Maar zover is het godzijdank nog niet. Er zijn nog boekhandelaren die zich staande kunnen houden ondanks het feit dat ze het niet gemakkelijk hebben.’
De conclusie van dit citaat - met de strekking waarvan ik mij ten volle kan verenigen - is dat de uitgever de zelfstandige boekverkoper zal dienen te steunen als hij er prijs op stelt zijn keuze zelf te blijven bepalen en vooral een kans te kunnen blijven geven aan onbekende auteurs, aan een nieuwe generatie van schrijvers.
c) een algemeen probleem is dat van de noodzaak steeds grotere oplagen te drukken. De steeds sneller draaiende drukpersen, hun zeer hoge kostprijs, het feit dat ze in enkele jaren moeten zijn afgeschreven, want nieuwe druktechnieken staan voor de deur, maakt het uitgeven van boeken in kleine oplage niet renderend, zomin voor de uitgevers als voor de drukker. Het wordt onmogelijk werk van debutanten, dichten toneelwerk, zelfs essayistisch werk, tegen een normale verkoopprijs uit te geven, temeer zoals het in het interview van mijn collega ook voor u wel duidelijk moet zijn dat dergelijke werken door inkopers van grote boekhandelconcerns geweerd worden.
| |
| |
Mag ik nog met andere problemen voor de dag komen, problemen die zich in hoofdzaak stellen aan uitgevers van bellettrie of van schoolboeken?
Voor de uitgevers van schoolboeken is er het probleem van de aanpassing aan de totaal vernieuwde leerprogramma's met de intensieve gebruikmaking van de audiovisuele methodes, waar nog zoveel geëxperimenteerd wordt, vaak zonder de steun van aan ervaring getoetste handboeken.
Voor de uitgevers van bellettrie stelt zich het probleem van de uitbarsting van voorbije taboes, onder meer drugs en seks, en de nog steeds niet herziene wetgeving in dat opzicht.
Dezelfde uitgevers stellen vast dat de verkoop van de traditionele roman onder de vermindering van de belangstelling van het publiek schijnt te lijden. Komt het doordat de tendensen die zich manifesteren in de ‘nouveau roman’ de verwachtingen van de gewone romanlezer niet langer vervullen? Of komt het door een vervaging van de grenzen tussen roman, poëzie en essay? Of komt het soms door de steeds groeiende behoefte aan onpartijdige, degelijke informatie in plaats van aan producten van de verbeelding? Dan zou de, door sommige schrijvers geponeerde, samensmelting van de roman en het document à l'état brut de oplossing kunnen bieden. De geestelijke verwarring van onze tijd loopt vaak uit op een mise en question, vooral op sociaal en dus op politiek gebied. De roman als document zou hier een uitkomst kunnen bieden.
Onze huidige samenleving heeft woorden, ontzettend veel woorden nodig om de kranten, de weekbladen en de tijdschriften te vullen, om 16 uur per dag alle radiozenders in de ether te houden, om u zelf elke avond minstens van 8 tot 10 maar vaak ook langer, voor uw tv-scherm vast te houden, om u voor uw verstrooiing, uw informatie of uw ontwikkeling de nodige boeken te verschaffen. Alles is goed, het meest onbenullige evenement wordt opgeschroefd, de minst waardevolle pennenvrucht wordt in de vorm van sensatieroman tot meesterwerk bevorderd; de menselijke ellende wordt in kleur en geur, ik zou haast zeggen met wellust beschreven.
De studentenopstand en onder meer de meidagen van 68 in Frankrijk zijn aanleiding geweest tot het publiceren, bij alle mogelijke Franse uitgevers, van een paar honderd boeken over dat sociale probleem. Partijdige, onpartijdige en vooral schijn- | |
| |
baar onpartijdige boeken. Een aspect van onze huidige samenleving werd vooral aan de kaak gesteld, namelijk de société de consommation en vooral de publiciteit die er aan ten grondslag ligt, want opgedreven consumptie veronderstelt een intensief en vaak rücksichtslos gebruik van alle propagandamiddelen. Wat niet belette, zoals een Frans weekblad het zeer terecht opmerkte, dat ook die auteurs die de druk van de publiciteitsmedia in hun werk hekelden, het hun uitgever kwalijk zouden hebben genomen, indien hij voor het verspreiden van hun boek geen gebruik had gemaakt van die, o zo gelaakte, propagandamiddelen. Onze consumptiemaatschappij weet op die manier alles en iedereen naar zich toe te trekken, ook degene die ze het scherpst aanvalt. Ten slotte kan alles dienstbaar gemaakt worden om voeding te bieden aan haar cultureel kannibalisme.
In dat opzicht kan ik niet voldoende aandringen op de grote verantwoordelijkheid die op de schouders rust van al degenen die in de sfeer van de communicatiemedia bedrijvig zijn. Dus ook de uitgevers van boeken. En de noodzaak dringt zich steeds meer op, om voor dat beroep mensen vakkundig op te leiden die tevens doordrongen zijn van de culturele, ethische en esthetische draagwijdte van hun bedrijvigheid. Ik zou hier de gelegenheid te baat willen nemen om te pleiten voor een vakschool voor uitgeversbedrijf en boekhandel. Het is haast ondenkbaar dat de eerste de beste analfabeet zich uitgever mag noemen, dat België in tegenstelling tot alle omringende landen nog steeds wacht op een vakopleiding voor uitgevers en boekverkopers. In Nederland werd zo'n opleiding, jaren geleden al, verplicht gesteld voor al degenen die zich tot uitgever of boekhandelaar geroepen voelen. Deze opleiding, aanvankelijk een tweejarige schriftelijke cursus met mondelinge en schriftelijke examens, is nu een dagschool met een zeer uitgebreid leerprogramma.
In het feit dat Vlaanderen - heel België trouwens - over geen enkele vakopleiding beschikt en dus ook geen eisen kan stellen aan degene die het beroep van uitgever of boekverkoper kiest, ligt waarschijnlijk een der oorzaken dat het zo ten achter staat bij alle omringende kleine landen van Europa.
In het afgelopen jaar mocht ik over dit probleem al regelmatig via pers, radio en tv mijn gedachten uitspreken, sommigen onder u zullen daar toen reeds kennis van hebben genomen.
| |
| |
De Koninklijke Bibliotheek (dienst Wettelijk Depot) heeft de cijfers bekendgemaakt van de Belgische boekproductie in 1968. Het totaal bedraagt 4975 titels, waarvan 805 herdrukken; in die twee cijfers zitten 1655 werken die tegelijk in België en in het buitenland werden uitgegeven. Een splitsing per taal zal later in het jaar worden bekendgemaakt. Eén splitsing per genre is al bekend: er zijn 1604 titels in verband met de letterkunde, 709 in verband met sociale wetenschappen, 615 over toegepaste wetenschappen, 352 over zuivere wetenschappen en 129 algemene werken.
Vindt u het goed dat ik daar tegenover de cijfers van de Nederlandse boekproductie even aanhaal, voor hetzelfde jaar 1968? De totale productie was: 11.174 boeken, waarvan 4742 herdrukken, wat al een veel gezonder beeld geeft. Er waren 9386 titels in het Nederlands en 1788 in andere talen.
Er werden 208 algemene werken uitgegeven, 1201 over sociale en economische wetenschappen, 3710 titels in verband met de letterkunde.
Maar ik wil u niet langer met cijfers, vooral bedroevende cijfers lastigvallen. U kunt er zelf de nodige conclusies uit trekken.
Uitgever zijn is, u zult het zelf ook wel inzien, een vak, een beroep als een ander. Het is echter door de stof die men te verhandelen krijgt, een roeping. Het is én een roeping, én een beroep. Tot voor kort zou ik geneigd zijn geweest te antwoorden dat het een beroep is en een roeping kan zijn, met alle intuïtieve elementen van een roeping, voorzover het het kiezen van manuscripten, het leiding geven aan auteurs, het richting geven aan het uitgeeffonds betreft. Ik vernam echter onlangs dat het twaalfde cahier van het Franse tijdschrift Commerce gedichten heeft gepubliceerd van een ibm-computer 360, die besteld was voor het programmeren van nieuwe leermethodes. De titel van het werk van deze dichter-computer luidde: Un coup de dés abolit le hasard. Verder doordenkende over het scheppingsproces van dat dichtwerk, kwam ik tot de conclusie dat ook deze taak van het uitgeversvak, het kiezen van manuscripten of het advies geven aan een auteur over wijzigingen ter verbetering van zijn manuscript een dezer dagen aan een computer zou kunnen worden toevertrouwd.
| |
| |
De feeling die nodig is om voor een literaire uitgever in het werk van een debutant die elementen te bespeuren die een waarborg zijn voor een gunstige evolutie van dat werk, deze feeling berust mijns inziens op drie elementen: kennis der letteren, een goed geheugen, dit wil zeggen ervaring, en een beetje geluk. Slechts het element ‘geluk’ kan in de computer niet worden geprogrammeerd. Wat de twee andere elementen betreft, het is gewoon een kwestie van ponskaarten en programmatie.
Om met een optimistische noot te eindigen, zou ik eraan toe willen voegen dat het ondanks alle problemen en moeilijkheden een dankbaar beroep is, al ware het alleen maar om de gedachten dat men een aantal schrijvers, voordien volkomen onbekend, de plaats heeft gegeven die hun op grond van hun talent toekomt en die men thans algemeen waardeert.
Het heeft me, tot op heden, steeds gelukkige ogenblikken bezorgd als ik een nieuw talent, nieuwe ideeën of nieuwe formuleringen van oude ideeën had ontdekt. En gelukkig komt het maar zelden voor dat zo'n schrijver vergeet hoeveel risico's en opofferingen er aan de kant van de uitgever aan de verschijning van zijn boek zijn voorafgegaan.
|
|