Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Aria. Wijze: Monseigneur Lubin m'aime. Uit de opera Annette en Lubin Was 't vreemd dat Israëls Koning, Op 't hoog verheven dak Van zijn doorluchte woning, In dartle min ontstak; Daar hij het puik der vrouwen Zag baden, moedernaakt? Wis word, bij zulk beschouwen, De strengste deugd verzaakt. 't Is groot de deugd te minnen! 't Is mooglijk; doch wanneer Natuur aan onze zinnen Haar schoon één enkle keer, In volheid doet genieten, Dan wankeld onze deugd. Waar wellust stroompjes vlieten, Verdwijnd zij, voor die vreugd. [pagina 17] [p. 17] Praat vrij, o stijve suffer! Die zagte wellust wraakt; Maar, zaagt gij eens een Juffer, Bevallig, moedernaakt, Zoud gij een Jozeph blijven? - Ik twijffel, vriend, met regt. Wat zedenmeesters schrijven, Word door de min weêrlegt. Niets kan die kwaal genezen; Die lust voor 't lief geslagt, Dan, als men oud zal wezen, Gevoelloos zonder kragt. Doch, 't minste levensvonkje Dat nog door de adren speeld, Word door een Vrouwelonkje, Gevoed en aangeteeld. Haar uitgestrekt vermogen Belacht de strengste deugd. Een staaltje uit vrouwen - oogen, Is 't voedsel voor de vreugd. o Deugd! wil 't ons vergeven, Dat wij één enkle maal, Uw strenge wet weêrstreeven, En liefde zegepraal! [pagina 18] [p. 18] Op 't Eiland zonder vrouwen Is 't mooglijk zich van 't zoet Dier schepsels af te houwen, Daar is de kuischheid goed; Doch waar haar toverlonkjes, Ons daaglijks liefde biên, Kan men dat vuur, die vonkjes, Niet als men wil, ontvliên. Vorige Volgende