Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Klagt van eene moeder bij het afsterven van haar zoontje. Wijs: Dameet had langen tijd getragt. o Wreede dood! verwoed barbaar! Terug, hergeef mij 't lieve wichtje! Waarom sloot gij, aardsmoordenaar, Voor mij dat vriendelijk gezichtje; Waarom ontrukt gij aan mijn hart Het loon voor mijn geleden smart? [pagina 47] [p. 47] Waar vond mijn blijdschap wedergâ, Wanneer mijn engel wierd geboren! Treurt met mij moeders, treurt, hoe dra Is al mijn heil, mijn vreugd verlooren! Mijn lieve zoontje, al mijn begeer, Mijn aardsche wellust, is niet meer! - Hoe blij mogt aan deez' volle borst Uw moeder, u mijn wichtje drukken! Hoe vrolijk leschte gij uw dorst! - 'k Mogt bloemen van genoegen plukken, Bij ieder kusje, ja: o ja! Waar vond mijn zegen wedergâ! - Helaas! die vreugd is mij ontroofd. Vergeessch mogt ik u welkoom zingen. Wat heil wierd mij in u belooft! o! Al te dwaaze stervelingen, Hoe dra verzwind uw vreugd in druk! - Uw lachend heil in ongeluk! - 'k Misgun u niet, o Cherubijn! Daar gij in hooger trans moogt zweven, Van 't aardsch verdriet ontlast te zijn. Wat is doch 't leven in dit leven? Een bron van tranen en verdriet. Het grootste heil is louter niet. [pagina 48] [p. 48] o Moeders! die uw dierbaar wicht Noch aan uw volle borst moogt zogen; Erkent die gunst, voldoet uw plicht. Hoe haast is dikwils 't heil vervlogen! Toont, daar dien rang u is gewijd, Dat gij dien eernaam waardig zijt. Vorige Volgende