Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Aria. Wijs: Maudit Amour, Raison Severe Uit de opera, Le Peintre Amoureux. Zingt vrij en blij, o Nagtegaalen! Voor Filida, o zij is zoo schoon! Zoo schoon! ja schooner dan de stralen, dan de stralen, Dié blonde Foebus spreid ten toon bis Haar voorhoofd tart de blanke zwaanen; Haar oog weet zich een weg te baanen, In mijn verteedert, kloppend hart, Dat gloeiend kwijnd van liefdesmart. bis * * * Haar lipjes - Goôn! zing die ter eere, o Filomeel! tot dat het licht Des daags, in 't sombre westen keere, westen keere, De Liefde heeft haar troon gesticht, bis Op deze koralijne randjes, Waar tusschen elpenbeene tandjes, Zoo wit als sneeuw, bij 't lachjes biên, Zich aan mijn kwijnend oog doen zien. bis [pagina 34] [p. 34] * * * Bekoorlijk roosje, ja met reden Zijt gij op 't lieve wangen-paar Van blonde Filida te onvreden, te onvreden, Uw rood wijkt voor dat rood, voorwaar! bis Wanneer ge op Filis borst meugt pronken, Dan schijnd all' uwen glans verzonken. Het nijvre bijtje vliegt, verdwaald, Wen 't hommlend' op die wangen daald. bis * * * Heur golvend haïr, o liefde! strengeld Mijn ziel aan haar bevalligheid; Word daar gevangen, daar verengeld, daar verengeld, o Blonde lok, onopgebreid! bis o Lieve mond! o elpentanden! o Oogjes! die van liefde branden! In 't kort, van 't hoofd tot aan de toon, Is Filis lief! is Filis schoon! bis Vorige Volgende