Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Huwelijks lof. Wijs: Ik ben Lindor, enz. Zwijg, Haters van 't gezellig Huwelijksleven, Gij kent het zoet van dezen staat nog niet; Gij noemt die slaafsch, een bronwel van verdriet, Een zee van ramp, die niets dan smart kan geven. Leef, leef vrij voort in uw gewaande Vrijheid; Mind Cloé nu, en morgen Philida. Denk, 't naberouw koomt meestentijd te spâ. 't Gevolg dier min verbitterd uwe blijheid. Gij kunt, 't is waar, met Bachus trouwe vrinden, Tot 's morgens vroeg rinkinken, onbelet. 't Huwelijk bind u niet door hare nutte wet, Maar, kunt gij ooit het waar' genoegen vinden? Neen: waarlijk neen, verdwaalde Jongelingen, Kiesz', nevens mij, een tedere Lotgenoot; Een lieve GÂ, die uw geluk vergroot, Met haar zult gij van heil u zien omringen. [pagina 47] [p. 47] Ach! wat zaligheên geniet ik door de kusjes, Die mijn Engelin, zo kuisch als trouw, mij schenkt. En als 't mollig dons ons tot de wellust wenkt, Dan smelt ik, vrij, in nooit verboden lustjes. Drukt mij meerder zorg, dan in de vrije dagen, Zorg is onzen plicht, en welk een lieve troost! Nutte Huwelijkszorg, word door de min verpoost. Mijn Gâ helpt mij, die met genoegen dragen. 'k Zie, denk welk een vreugd! laat u mijn lot bekoren, Teedre spruitjes, lief, aanvallig, in wien 't beeld, 't Vriendelijk gelaat, van moeder min'lijk speeld; En mag, wat heil, den Naam van Vader hooren. G.M. Vorige Volgende