Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] De eerste misstap. Wijs: Colin desoit a Lize un jour. Colijn vroeg aan zijn zielsvriendin, Daar zij in 't groen zich eenzaam zagen: Ben ik het voorwerp van uw min? Zal ik altoos aan u behagen? Ja, gewis, Colijn, 'k Zweer u trouw te zijn; Maar gij moet mij niets verder vragen. bis. * * * Ach! zoo gij mij geen strikken spant, Door dus mijn' kommer te verjagen, Laat dan een drukking van u hand, Van uwe min getuignis dragen. - Streelt u dit? welaan! Zie uw bee voldaan; Maar gij moet mij niets verder vragen. bis. [pagina 13] [p. 13] * * * Gij hebt me een' ruiker toegezeid, Dit is een trouwgift in deez' dagen: Geef, dat hij 't heil voor mij bereid, Waarom de Minnaars alles wagen. - Daar ontvang die gift; Maar bedwing uw drift: Want gij moet mij niets verder vragen. bis. * * * Nog een bewijs, Lizette, toon, Dat gij mijn liefde hoop wilt schragen; Een teeder kusje zij mijn loon, Voor u getrouw mijn min te klagen, - Neem dan eene zoen, Zonder meer te doen: Want gij moet mij niets verder vragen. bis. * * * Colijn, wiens drift nu meer ontbrand, Had zeker verder voortgeslagen; Maar 't Meisje toonde haar verstand, En sprak: schei uit mij meer te plagen; Gij mogt verder gaan, Ik u niet weêrstaan, En wat zoudt gij dan niet wel vragen. bis. Vorige Volgende