Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap
(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij
[pagina 34]
| |
Treurlied, op het afsterven van Charlotte Roulin.Ga naar voetnoot(*)o Mijn ziel! leg uw verwagting
nu voor eeuwig, eeuwig af!
Hoop, de hartvriendin des Sterflings,
daalt met lotje in 't stille graf.
Nu is me alles onverschillig,
Wat ge, o vleijende aarde, biedt,
Alles lastig, duister, aaklig:
ach! mijn lotje... is 'er niet. bis.
| |
[pagina 35]
| |
't Hartverbrijslend zwarte denkbeeld
waart geduurig door mijn geest:
Roept mij toe: ‘uw dierbre lotje
leeft niet meer; zij is geweest!’
Alles, alles is verloren;
alles viel uit zijnen kring.
'k Voel geen eene harts-tocht werken,
dan die der Vertwijfeling! bis.
Lichaams-kragten, ziels-vermogen,
lust tot wijsheid, overleg,
Vlijt, gezondheid, liefde en vriendschap,
alles is met lotje weg!
o Mijn geest! gij kunt niet denken,
doodlijk, doodelijk beklemd.
Zuchten! Ach, ik kan niet zuchten...
al mijn traanen zijn gestremd. bis.
'k Dwaal in 't huilend oord des Wanhoops;
'k Zie geen 't minste schemerlicht.
't Koude zweet vormt kille druppels
op mijn bleek verstijfd gezicht.
Rijt u open, o mijn boezem!
Geef, geef doorgang aan een zucht!
Zulk een doodsangst! 'k zal bezwijken...
scheur u open - geef mij lucht. bis.
| |
[pagina 36]
| |
Reine bron van stille traanen,
waarom, waarom stroomt gij niet?
Konde ik weenen, konde ik snikken,
konde ik kermen van verdriet!
o belcour, mij altoos waardig!
mijn Vriendin! - laat mij alleen.
Doet gij weêr een ader oopnen?
daar's mijn arm; maar ga dan heen. bis.
o Vertrouwde van mijn lotje,
zo ik ooit uw ziel bewoog
Tot een deugdzaam medelijden,
wijk dan uit mijn staarend oog.
U te zien verzwaart mijn lijden...
hoe? gij ziet mij weenend aan!
Drukt mij op u reinen boezem...
daar ontschiet mijn oog een' traan.
|
|