Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Een geval. Wijs: o Zielverrukkend avondston! 't Was avond, en de zilvre Maan, Scheen in haar vollen glansch, Men zag millioenen starren staan Aan 's Hemels ruimen transch. Een doodsche stilte heerschte alöm, In bosch, in hof en veld, Alleen de gierige Ouderdom, Zat rustloos bij haar Geld. Op danspartij en Assemblée Zag men een weitsche pragt, Daar Henry quatre wel te vree, Zijn Belle Dame bragt. In het Bordeel, waar bij den wijn, De minnaars van de vreugd, Met Venus Nimphjes vrolijk zijn, Verleide men de jeugd. Leanders jonge en schoone vrouw, De blanke Leonoor, Zong wijl haar kind niet slapen wou, Hoor hoor mijn kindje hoor. [pagina 19] [p. 19] Maar wat geschiede op dezen tijd? Een wonderbaar geval! Ei let! - zoo gij nieuwsgierig zijt, Wijl ik 't u melden zal. Ik ging, - waar heên? - zagt, houd u stil Ontstelt u niet, - maar let, Ik ging met jeugdig Amaril, Gerust naar 't zagte bed. G.M. Vorige Volgende