Het schilder-boeck
(1969)–Karel van Mander– Auteursrechtelijk beschermdVan Apollo.Apollo by eenighe was ghemaeckt met eenen scherp afloopenden langen baert, dragende op zijn hooft eenen korf. Hy hadde eenen wapenrock oft harnas aen: in de rechter hant een pijcke, t'opperste wesende een overwinning-beeldt: in zijn slincke handt hebbende een tuyltgen met bloemen: op den schouderenGa naar voetnoot* eenen mantel, waer in t'gheslanghde Medusen hooft was gheschildert: ter sijden hem oock eenighe Arenden, die te vliegen schenen. Voor zijn voeten hadde hy dry Vrouw-lichamen met den hoofden en armen, welcke dry waren van een Slange dicht om en om ghewonden. Den baerdt beteeckende den strael der Sonnen: den gulden korf op t'hooft, het Hemel-vyer, waer van men acht de Sonne te zijn ghemaeckt: de pijck en harnas beteeckenen Mars: want met Mars was oock de cracht der Sonnen beteyckent, en met de verwinninghe der Sonnen, Deught. Het bloem-busseltgen wijst aen, de groote schoonheyt der dingen, welcke de heymelijcke Sonne cracht, die alles doet zaedt hebben en wassen. De Vrouw, met twee beneffens haer in een Slange ghebonden,Ga naar voetnoot* was d'Aerde te verstaen. Hy was oock ghemaeckt jongh, en sonder baert, met schoon geel hayr, naeckt, met eenen purpur mantel, met harpe, boge en pijlkoker. Sijnen gulden waghen was getrocken van vier seer snelle Peerden: waer van de verwen zijn beschreven in't begin van tweede Boeck der Wt- | |
[Folio 126v]
| |
leggingen Ovidij: indesen waren seven Fabulen. Eerst, Phaëtons val: Tweedst, de doot van Python: derdst, Marsyas villinghe: vierdst, zijn Vee-hoedinghe by Admetus: vijfdst, zijn vlucht voor Tipheus, in Raef hem veranderende: sest, zijn veranderinghe in Leeuw en Gier: sevendst, zijn ongevallighe liefde met Daphne, die in Louwer veranderde. |