Het schilder-boeck
(1969)–Karel van Mander– Auteursrechtelijk beschermdVan Saturnus.Saturnus was uytghebeeldt, heel wit van ouderdom, cael en bloothoofdigh,Ga naar voetnoot* qualijck ghecleedt, met een seysen oft sickel in d'een handt, in d'ander een cleedt, met eenen steen in bewonden, die hy in de mondt scheen te steken,Ga naar voetnoot* en hadde ontrent hem vier cleen kinderen. Sijnen waghen was ghetrocken van twee groote swarte Ossen: op zijnen waghen gheschildert vijf Fabulen.Ga naar voetnoot* Eerst, daer hy by de Nymphe Phyllira van Ops wort betraept, en in Peert verandert wort, schijnende den Centaure Chiron van dees versaminghe te zijn ghecomen, Tweedst, zijn versaminghe met de Latische Enotria, daer t'eender dracht af quamen Ianus, Hymnus, Felices, en Festus, en daer hy den Menschen leert Wijngaert planten, en Wijn maken: elder was, daer Ianus comt in Latium, en keert dat rouw volck zijns Vaders vondt, te wetebn, den Wijn ghebruycken: elder, daer sy dronck slapen, en wacker gheworden, meenende van | |
[Folio 125v]
| |
hem verghiftight te wesen, hem doot steenighen. Daer dan Saturnus hun om plaeght met de Pest, en sy hem met bidden vredighen, hem eenen Tempel op den Tarpea bergh bouwende. Derdst, daer hy meenende Iuppiter eten, bijt in den bedoecten steen. Vierdst, daer hy den Vader lubt, als verhaelt is. Vijfdst, daer hy van den Titans ghevanghen, en van Iuppiter wort verlost. Op zijn Kerck maecktemen eenen Triton, zijnen Kieck-hoorn blasende: oft maecktenGa naar voetnoot* hem met zijnen dobbelen Visch-steert by Saturnus alsoo blasende, bewijsende, dat de gheschiednis beschrijvinge is begonnen met den tijdt, welck SaturnusGa naar voetnoot* is, en desen blasenden Triton, de history beschrijvinge. By hem was oock ghevoeght de Kuysheyt in't groen gecleedt, hebbende op haren arem een wit Armijntgen,Ga naar voetnoot* met eenen gulden half bandt, en Topase ghesteenten: sy was oock met een doorschijnigh geel cleedt bedeckt. Oock wasser de Waerheyt by, eenGa naar voetnoot* schoon naeckte Maeght, met een weynigh blinckende en doorschijnighe doecken becleedt. Daer was oock de gulden Eeuwe, een schoon naeckte Maeght,Ga naar voetnoot* met eenen gulden cloot, en sy verciert met alderley vruchten. Daer waren oock, die Saturno vier vleughelen gaven, twee op de schouderen, en twee op t'hooft, dat met een Croon verciert was. |