Het Herder Pijpken
(1603)–Karel van Mander– Auteursrechtvrij
[pagina 112]
| |
Des Heeren cruys eens opgelecht
Dus volght Christum voor henen,
Ghedenckt, dat den ghenen,
Die daer at sijn broot
Een vriendt heeft gheschenen
Hem bracht in den noot,
En heeft hem coene
Verraden en ghelevert ter doot,
Lijdtsaemheyt groot
Hebt ghy van doene.
Waer toe zijt ghy ghecomen vrient
Sprack hy seer goederhandich,
Hy en haddet aen hem niet verdient
Dat hy hem was vyandich,
Dus hoe onverstandich
Den afval verbreyt,
Dat ghy zijt uytlandich,
Door haer onbescheyt,
Nu ten saysoene
Ghedenckt op t’woordt dat Paulus seyt,
Verduldicheyt
Hebt ghy van doene.
Denckt hoe de vrome in Israel
Door d’afvallighe Ioden
In Machabeus tijt ghequel
En druck was aengheboden,
Oock in sulcker noden
d’Apostels devijn,
Waer sy henen vloden
t’Ioodsch nijdich fenijn
| |
[pagina 113]
| |
Avont en noene
Heeftse dickwils benout doen zijn
Lijdtsaemheyt fijn
Hebt ghy van doene.
Oorlof, blijft in s’Heeren ghenae
Dit moet ick noch vermanen
Hy can uytcomste geven, jae
Dickwils eer dat wy’t wanen,
Sijnen onderdanen
Hy troost vinden doet
In druck en in tranen
Als in Mara vloet
Desen boom groene
T’vromer ghemoet // doet worden soet
Lijdtsaemheyt goet
Hebt ghy van doene.
Een is noodich. |
|