De harpe, oft des herten snarenspel
(1599)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijInhoudende veel stichtlijcke liedekens: nu andermael door K. van der Mander ouersien, verbetert, ende vermeerdert
Op de wijse: Robin vous trompera.
Ga naar margenoot+LAet ons met herten jolijt
Ga naar margenoot+Louen den Heer altijt,
Ga naar margenoot+Die ons daghelijcx doet
Soo groote ghenade soet.
Ga naar margenoot+Want wat wy sien, oft yet
Ga naar margenoot+Hebben, t'is ons gheschiet
Ga naar margenoot+Van Godt, die seer beleeft
Ga naar margenoot+Sonder verwijten gheeft.
Ga naar margenoot+D'Heydenen hebben ghekent
Aen Weerelt en Firmament
Ga naar margenoot+T'onsienlijck wesen van Godt,
Maer bleuen al euen bot.
Sy en hebben hem niet gheeert,
Ga naar margenoot+Noch ghedanckt, maer zijn ghekeert
Ga naar margenoot+Tot ijdelheyt, dat haer hert
| |
[pagina 223]
| |
[Blind]t ende verduystert wert.Ga naar margenoot+
[Sy] hebben Gods heerlijckheytGa naar margenoot+
[Den] beelden toegheleyt,Ga naar margenoot+
[Die s]y hadden versiert
[Van] menigherhande ghediert.Ga naar margenoot+
[Da]erom liet haer Godt inGa naar margenoot+
[Eenen] verkeerden sin,Ga naar margenoot+
[Dat] sy bedreuen coenGa naar margenoot+
[Zon]dich, vileynich doen.Ga naar margenoot+
[W]y lesen van Israel,Ga naar margenoot+
[Sy s]aten en aten wel,Ga naar margenoot+
[En s]tonden op om spel,
[De s]traffe die volghde snel.Ga naar margenoot+
[D]'ondanckbare hope saen,
[Sal] als den rijm vergaen,Ga naar margenoot+
[End]e vervlieten recht
[Als] water onnut en slecht.
[D]us laet ons den Heer belijenGa naar margenoot+
[Me]t s'herten gheboghen knijen,
[Die] ons inwendich verlicht,
[En o]ns int ghelooue sticht.
[E]lck singhe met Dauid vry,Ga naar margenoot+
[Mi]jn Ziel, en al wat in myGa naar margenoot+
[Is,] loeft den Heere bequaem,
[En] sijnen heylighen Naem.
[M]ijn Ziele loeft den Heer,Ga naar margenoot+
[End]' en vergeet nimmermeer
[Dat] hy my soo veel goet
[Ghe]daen heeft ouervloet.
[M]oyses sprack oock seer fijn,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 224]
| |
Als ghy versaedt sult zijn,
Ga naar margenoot+Danckt den Heere, wiens handt
V bracht in dat goede landt.
Ga naar margenoot+Iae selue den Heere vermaert
Met ooghen ten Hemelwaert
Danckte den Vader minjoot
Wanneer hy brack dat broot.
Ga naar margenoot+Wy aerdtsche wormen kranck,
Wat zijn wy Godt al danck
Schuldich? eylaes, hoe wort
Ga naar margenoot+Hier in ghedaen te cort?
Een is noodich. |
|