De harpe, oft des herten snarenspel
(1599)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijInhoudende veel stichtlijcke liedekens: nu andermael door K. van der Mander ouersien, verbetert, ende vermeerdert
nae de wijse: Mocht sy my ghebeuren.
Ga naar margenoot+ONder de Bruydegommen
Macht ick van eenen rommen
Die in den hooghsten graet, staet,
Ga naar margenoot+De schoone Lely-blommen
Ga naar margenoot+Doet hy te velde commen
Met lustelijck cieraet
Salomon in den troone
Ga naar margenoot+Was niet verciert soo schoone
Ga naar margenoot+Ghelijck wy een van dien , sien,
T'is weerdt dat ick becroone,
Mijn vriendt, met lof ydoone,
In hem moet ick verblien.
| |
[pagina 197]
| |
Ick sie dat sy en spinnen,Ga naar margenoot+
[En] wercken, noch en winnen,Ga naar margenoot+
[En] staen, soo excellent, jent
[Gh]ecleedt, vreemdt om versinnen,
[D]us moet ick hem beminnen
[En] louen sonder ent.
Nu staet hier op der eerden
[D]it gras van cleender weerden,Ga naar margenoot+
[Al]leen heden playsant, want
[M]orghen als dorre gheerdenGa naar margenoot+
[M]oet den ouen aenveerden,
[O]m te wesen verbrant.
Die in dese manieren
[H]et gras schoon wil vercieren,
[S]al hy sijn Bruyt minjoot, blootGa naar margenoot+
[C]leedingh' of yet faelgierenGa naar margenoot+
[L]aten, die goedertieren
[V]oor haer sijn bloedt vergoot.Ga naar margenoot+
Neen hy vry onverborghen,
[D]us moet ick dan verworghenGa naar margenoot+
[W]at den gierighen aert, baert,
[L]aten den dach van morghenGa naar margenoot+
[O]ock voor sy seluen sorghen,
En leuen onbeswaert.Ga naar margenoot+
Hoe wel ick moet arbeyden,Ga naar margenoot+
Soo veel Schriftueren seyden:Ga naar margenoot+
Maer sorghe vliedt voorby, ghy,Ga naar margenoot+
Ick late u den Heyden,Ga naar margenoot+
Mijn Herder sal my weyden,
Hy sorght altijdts voor my. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 198]
| |
Ga naar margenoot+Hy weet al mijn behoeuen,
Ga naar margenoot+Wat wil ick my bedroeuen
Oft erghens in belaen, gaen,
Verdraegh', ick wat beproeuen,
Ga naar margenoot+Ick sal sonder vertoeuen
Ga naar margenoot+Des leuens croon ontfaen.
Een is noodich. |
|