De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– Auteursrechtvrijop de wijse: O Baal hooge verheven, onsen Godt delicaet.
MEt hongherigher ZielenGa naar margenoot+
Nae 'tbroodt des levens soet,Ga naar margenoot+
Als Magdalena vroedt,Ga naar margenoot+
Waer goet // dat wy oock vielenGa naar margenoot+
Den Heere met ootmoetGa naar margenoot+
Te voete, in recht boet,
En dat wy altijdt blevenGa naar margenoot+
By hem, om met aenklevenGa naar margenoot+
Sijn woorden, gheest en levenGa naar margenoot+
T'aenhooren overvloet.
Alleen het woordt niet hooren,
Maer hebben daer op acht,
Daer moet op zijn ghetracht,
Op dat ons wel stae vooren,
Om daer van dagh en nacht
Te spreken int ghedacht:Ga naar margenoot+
Men moet al door sulck pleghen
T'onthouden zijn gheneghen,
Al eer men wel ter deghen
Den Boom aent water slacht.Ga naar margenoot+
En noch en is t'onthouden
| |
[pagina 420]
| |
Niet veel doet men niet el
Dan vande Schrift vertelt,
Met eenen wy oock souden
Trachten met goet opstel,
Ga naar margenoot+Om recht verstaen en wel,
Ga naar margenoot+Die 't Woort niet en verstonden
Ga naar margenoot+Gheen vreucht brenghen en konden,
Men moet om wel doorgronden,
Den Heere bidden snel.
Ga naar margenoot+Ydelijck niet alleene
Veel dinghen wel verstaen,
Oft die seer hooghe gaen,
Ga naar margenoot+Maer liever int ghemeene
Ter herten nemen saen,
Ga naar margenoot+Wat Godt van ons ghedaen
Wil hebben op der eerden,
Dits wijsheyt groot van weerden,
Dees kennisse t'aenveerden
Mach niemant swijcke slaen.
Ga naar margenoot+Kenniss' en mach niet baten
Noch wetenschap hoe groot,
Ga naar margenoot+Is men van liefde bloot,
Hoe schoon men weet te praten,
Ga naar margenoot+Men blijft noch inde doot,
Dus is ons wel van noot,
Ga naar margenoot+In liefde niet verkouwen,
Dat wy voor Gods aenschouwen
Ga naar margenoot+Niet werden uytghespouwen,
Als onweerdigh en snoodt.
En noch en mach niet wesen
Ga naar margenoot+Liefde gheveynst oock yet,
Ga naar margenoot+Maer moet sonder verdriet
Ga naar margenoot+Willich komen gheresen
Ga naar margenoot+Wt een reyn herte, siet,
Ghelijck ons is gheschiet
Ga naar margenoot+Van Godt, reyn liefd' eenvuldigh,
Ga naar margenoot+Zijn wy malkander schuldigh,
Ga naar margenoot+Oock liefd' oprecht ghehuldigh,
Godt eyscht ons anders niet.
| |
[pagina 421]
| |
Niet alleen de liefde
Wt een reyn herte klaer
En moet voortkomen, maer
(Ghelijck als Paulus briefde)Ga naar margenoot+
Wt recht gheloove, naer
Wtwijs der Schrift eerbaer,
Dat ongheveynst is mede,
Heeft in ons herte stedeGa naar margenoot+
'tGheloof oprecht, de vredeGa naar margenoot+
Met Godt die is oock daer.Ga naar margenoot+
Doch 'tgheloove (wy mercken)
Alleen en helpt niet, want
Hem dient noch onderstandt,
Van goed' oprechte wercken,Ga naar margenoot+
Door liefd' aen elcken kant,Ga naar margenoot+
Die gheestigh vyerigh brandt.Ga naar margenoot+
Int gheloove bequame
Moet blijcken ten betame
De deucht, want aenghename,Ga naar margenoot+
Is Godt een milde handt.Ga naar margenoot+
Voor Godt zijn welghepresen,
Die deuchtbewijsen milt,
Maer wetenschap (siet) wiltGa naar margenoot+
Den Heere noch in desen
Op datmen niet en swilt
Hooveerdigh onghestilt,
Met blasen der trompetten,Ga naar margenoot+
Maer simpel hem aensetten
Naer ordeningh en wetten
Van Godt der vromen schildt.Ga naar margenoot+
Bewijs van alle deuchdenGa naar margenoot+
Int gheloove bekent
Heeft weynigh fundament,
Ten zy datmen met vreuchden
Den loop volherdigh endt:Ga naar margenoot+
Wie vanden Heere wendt,Ga naar margenoot+
Sijn deuchden wel gheweten
Voor Godt werden vergheten,
Ydel is zijn vermeten,
| |
[pagina 422]
| |
Ga naar margenoot+Hy is heel naeckt en blendt.
Ga naar margenoot+Ons tonghe wy bedwinghen
Oock moeten van het quaet,
Anders ydel ghelaet,
Vergheefs zijn al ons dinghen,
'tZy singhen // of de daet
Die den Godsdienst aengaet:
Ga naar margenoot+In een zonde te vallen
Maeckt schuldigh oock in allen,
Ga naar margenoot+Dus ist hier eenen smallen
Ga naar margenoot+Wegh, die den Christen gaet.
In sijn doen staet den doender
Des vry Wets toegheseydt
Ga naar margenoot+Hy heeft dan een versoender:
Ga naar margenoot+Maer die niet ghearbeydt
En heeft noch is bereydt,
Ga naar margenoot+Men sal met groot verwijten
Ga naar margenoot+Hem al in stucken smijten
Het deel der Hypocrijten
Sal hem zijn toegheleyt.
Salighe Gods Dienaren,
Ga naar margenoot+Die wel na 'sHeeren sin
Ga naar margenoot+Doet met sijn gheldt ghewin,
Ga naar margenoot+En 't gheloove bewaren,
Die Stadt des levens in
Ga naar margenoot+Sult ghy trecken niet min
Ga naar margenoot+Dan erfghename kinders,
Ga naar margenoot+De Croon is Gods beminders
Ga naar margenoot+En ghetrouw' overwinders
Ga naar margenoot+Bereydt van aenbeghin.
Een is noodigh. |
|