De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijOp de wijse: Robin vous trompera.LAet ons met herten jolijtGa naar margenoot+
Loven den Heer altijt,Ga naar margenoot+
Die ons daghelijcks doetGa naar margenoot+
Soo groote ghenade soet.
Want wat wy sien, oft yetGa naar margenoot+
Hebben, tis ons gheschiedtGa naar margenoot+
Van Godt, die seer beleeftGa naar margenoot+
Sonder verwijten gheeft.Ga naar margenoot+
D'Heydenen hebben ghekentGa naar margenoot+
Aen Werelt en FirmamentGa naar margenoot+
T'onsienelijck wesen van Godt,
Maer bleven al even bot.
Sy en hebben hem niet ghe-eert,
Noch ghedanckt, maer zijn ghekeertGa naar margenoot+
Tot ydelheyt, dat haer hertGa naar margenoot+
Blindt en verduystert wert.Ga naar margenoot+
Sy hebben Gods heerlijckheytGa naar margenoot+
Den beelden toegheleyt
Die sy hadden verziertGa naar margenoot+
Van menigherhande ghediert.Ga naar margenoot+
Daerom liet haer Godt inGa naar margenoot+
Eenen verkeerden sin,Ga naar margenoot+
Dat sy bedreven koenGa naar margenoot+
Zondigh, vileynigh doen.Ga naar margenoot+
Wy lesen van IsraelGa naar margenoot+
Sy saten en aten wel,
Sy stonden op om spel,Ga naar margenoot+
Die straffe die volghde snel.
D'ondanckbare hope saen,Ga naar margenoot+
Sal als den rijm vergaen,
Ende vervlieten recht
Als water onnut en slecht.
Dus laet ons den Heere belienGa naar margenoot+
| |
[pagina 376]
| |
Met 'sHerten gheboghen knien,
Die ons inwendigh verlicht,
En ons int gheloove sticht.
Ga naar margenoot+Elck singhe met David vry,
Ga naar margenoot+Mijn Ziel, en al wat in my
Is, looft den Heere bequaem,
En synen heyligen Naem.
Ga naar margenoot+Mijn Ziele looft den Heer,
End' en vergheet nemmermeer,
Dat hy my soo veel goet
Ghedaen heeft overvloet.
Ga naar margenoot+Moyses sprack oock seer fijn,
Als ghy versaedt sult zijn,
Ga naar margenoot+Danckt den Heere, wiens handt
V bracht in dat goede landt.
Ga naar margenoot+Ia selve den Heere vermaert
Met ooghen ten Hemelvaert
Danckte den Vader minjoot,
Wanneer hy brack dat broodt.
Ga naar margenoot+Wy aertsche wormen kranck,
Wat zijn wy Godt al danck
Schuldigh? eylaes, hoe wort
Ga naar margenoot+Hier in ghedaen te kort?
Een is noodigh. |
|