De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijNae de wijse: Looft den Heere in aller tijdt.
Ga naar margenoot+LAet ons offeren danck
Ga naar margenoot+Den Heere met lofsanck,
Ga naar margenoot+Dat hy ons schanck, spijs ende dranck
Ga naar margenoot+Natuere kranck, Tot haer vrame,
Ga naar margenoot+En tot der Zielen belanck
Ga naar margenoot+Sijn woort een spijse bequame,
Ga naar margenoot+En van alle goet ontfanck
Ga naar margenoot+Lof, prijs zy sijnen Name,
Ga naar margenoot+Sijn fame // laet ons hooghe rijsen,
Ga naar margenoot+Ghehoorsaemheyt bewijsen,
En brenghen overvloet
Ga naar margenoot+Voort alle vruchten goet // Der liefden soet
Want siet, men moet // Op sulcken voet
Ga naar margenoot+Den Vader prijsen.
| |
[pagina 371]
| |
Anders spreeckt hy terstont,
Hoe neemt ghy mijn Verbondt
In uwen mondt // En ghy en kondt
Niet inden grondt // Lijden // t'castijden,
En ghy werpt mijn woorden rondt
Achter u, ja oft besijden,Ga naar margenoot+
Dus int gheloove ghesondt
Laet ons den Heere belijden,Ga naar margenoot+
Verblijden // wilt al zijn dienaren,
En zijnen lof verklaren,Ga naar margenoot+
Sijn goetheyt delicaet
Nemmermeer en vergaet,Ga naar margenoot+
Al waer zijn zaedt // Int herte staet,Ga naar margenoot+
Dese van't quaet // Sal hy bewaren.Ga naar margenoot+
Behoudt in u verstandtGa naar margenoot+
Dit zaedt, o Broeders, wantGa naar margenoot+
Alst is gheplant // In een goet landt,Ga naar margenoot+
Cant abundant // Veel vruchten draghen,Ga naar margenoot+
Want den wasdom gheeft Gods handt,Ga naar margenoot+
In herten die zijn verslaghen,Ga naar margenoot+
Soo vele als dat niemandtGa naar margenoot+
Gheen cause en heeft om klaghen,Ga naar margenoot+
Die vragen // vlijtigh na zijn paden,Ga naar margenoot+
Haer sal hy wel beraden,Ga naar margenoot+
Waer men op zijn woort pastGa naar margenoot+
Daer gheeft hy dat het wast,Ga naar margenoot+
Maer hy roep vast // en noodt te gastGa naar margenoot+
Al die belast // Zijn, en beladen.Ga naar margenoot+
Prince Gods woordt minjootGa naar margenoot+
Is een beschutsel grootGa naar margenoot+
Teghen aenstoot // Van grooten noot,
Daer Amos bloot // af gaet verhalenGa naar margenoot+
Den hongher, maer niet na broot,
Die veel menschen sal deurstralen,
Om ontvlien de tweede doot,Ga naar margenoot+
T'versoenigh woordt sal haer falen,Ga naar margenoot+
Sy dwalen // die haer houden buyten
Dit woordt, groot van virtuyten
Staend' als een open poort,
| |
[pagina 372]
| |
Ga naar margenoot+Dus komt met goedt accoort,
Ga naar margenoot+Ghy al die hoort // En seght komt voort
Ga naar margenoot+De deur van't woort // sal haestigh sluyten.
Een is noodigh. |
|