De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijNa de wijse: Den lustelijcken Mey Christus playsant.GOdt, voor wiens oogen alle dinck is bloot,Ga naar margenoot+
Hoe mach hy sien als mierenGa naar margenoot+
Des menschen kinderen om 'swerelts cloot,
| |
[pagina 248]
| |
Ga naar margenoot+Besigh int aertsch bestieren,
Vol sorgh en moeyten swaer,
En al om dringhen naer
Die weynigh nut oft noodigh blijcken,
Ia en haestich voorby wijcken.
Ga naar margenoot+D'een overkruyst veel onbekende zeen,
Om aertsche diere waren,
En d'ander graeft na gout oft edel steen,
Veel diensten en dienaren
Heeft de zonde, wienst lust
Is nemmermeer gherust,
Ga naar margenoot+Maer 'tbeste deel alle gheslachten
Meest ontkennen en onachten.
Ga naar margenoot+De wereldt heeft op drie dinghen den sin
'sVleessch lust en lust der ooghen,
En een hooveerdigh leven meer oft min,
Ga naar margenoot+De menschen hier na pooghen:
Drie dinghen principael,
Doen 'sHeeren Avontmael
Aldus oock derven, sonder smaken,
En als noodigh onschult maken.
Maer t'een, dat meest van nood' is boven al,
Van weynigh voort ten rechten
Ga naar margenoot+Bekent en naeghevolght int Aertsche dal,
Den Godtvfreesenden slechten
Ga naar margenoot+Alleen vindt desen schat,
Ga naar margenoot+Maer welcken is doch dat?
Ga naar margenoot+Och tis wel weerdigh om te vraghen,
Ga naar margenoot+En geeft vyerigh na te jaghen.
De bruydt Sions houden gedruct seer stijf
Ga naar margenoot+Tusschen haer borsten hanghen,
Daert gantsche al aenkleeft voor ziel en lijf
In een eeuwigh belanghen,
Tis waer een bussel soet
Van Myrrhe, om haer ghemoet
Te laven, een coffer vol druyven,
Ga naar margenoot+Om allen druck te verschuyven.
Tis haren vrient, Christus liefste juweel
Vanden Vader ghegheven,
| |
[pagina 249]
| |
Haer uytverkoren alderbeste deelGa naar margenoot+
Welvaert troost, hope en leven,Ga naar margenoot+
Haer toevlucht, haer fonteyn,Ga naar margenoot+
Hoecksteen, kostelijck reyn,Ga naar margenoot+
Waer buyten en is gheenen name,Ga naar margenoot+
Tot der saligheyt bequaeme.Ga naar margenoot+
Dit is het woort, daert al is door gemaectGa naar margenoot+
Dit is de wijsheydt ghepresen,Ga naar margenoot+
Die Adam eersten Mensch gheschapen naectGa naar margenoot+
Van zonden heeft ghenesen:Ga naar margenoot+
Dus den eenighen troost,Ga naar margenoot+
Waer op dat vast altoost,
Ghebout met goet betrouwen stonden
Oyt alle heylighe gronden.
Heb ick slechs u, sanck David, lieve HeerGa naar margenoot+
K'en vraghe niet met allen
Naer Hemel noch naer Aerd', en noch meer
Al quaemt soo te ghevallen
Dat my versmachte gaer
Ziel ende lijf eenpaer,Ga naar margenoot+
Mijns herten troost mijn uytghelesen
Deel sult ghy noch altijdts wesen.Ga naar margenoot+
Dit was, siet, t'een noodigste deel bekent
Van Maria vercoren,Ga naar margenoot+
Doe Martha sorchvuldigh en deligent
Was, in veel dienst t'orboren:
Aenmerckt oock Paulum vroet,Ga naar margenoot+
Hoe hy des werelts spoet,
Als dreck veracht, alleen uyt minnen
Om dit noodighst, veel te winnen.
Niet te vergeefs doch, want wie Christum heeft
Gheen dinck en is hem saligh,Ga naar margenoot+
Hy heeftet al dat hem noodigh aenkleeft
Hy is alreede saligh:Ga naar margenoot+
Gheen dinck verdommen kanGa naar margenoot+
Sulck een volkommen man,Ga naar margenoot+
Voor 'tgheloove in Christo waerachtigh,Ga naar margenoot+
De natuere Gods deelachtigh.
Den Heer is Coninck over 'tlant gemeen,
| |
[pagina 250]
| |
Ga naar margenoot+Nae Zacharias tuyghen:
Ga naar margenoot+Hy is slechts een, en sijnen Naem is een
Ga naar margenoot+Daer alle knyen voor buyghen:
Ga naar margenoot+Hy, en den Vader zijn
Ga naar margenoot+Oock een: en al die fijn
Ga naar margenoot+Ghelooven, zijn oock een verbonden,
In dit een noodigh verbonden.
Ga naar margenoot+'tGeloove oprecht, vruchtich in reyne boet
Ga naar margenoot+Is den wegh diemen handelt,
Ga naar margenoot+Om een te zijn met dit een, oock men moet,
Ga naar margenoot+Ghelijck hy heeft ghewandelt
Oock wandelen hier noch,
Ga naar margenoot+Lijdtsaem, sonder bedrogh:
Iae vlijtigh, om niet te verdolen,
Ga naar margenoot+Houden wat hy heeft bevolen.
Hier in leyt de ghemeynsaemheyt met hem
Ga naar margenoot+Waer naer wy trachten souden,
Ga naar margenoot+t'Sijnder opvaert was dit zijn laetste stem
Leert alle volcken houden
Nae Doops ontfanghen al,
Het gheen ick u beval:
Ga naar margenoot+Dus een wijsheydt voor Godt bepeerelt,
Maer een dwaes ghepreeck de weerelt.
Doort Lichaem Gods, 'tLams Bruydt, die Godt gelooft,
Ga naar margenoot+Tot den eynde sal passen,
Dat sy in alle stricken aen dat hooft
Ga naar margenoot+Ghehoorsaem sal opwassen,
Ter salicheyt met vlijt,
Ga naar margenoot+En sien op hem altijt
In doen en laten onghevloden,
Naer uytwijs van zijn gheboden.
Ga naar margenoot+Prince, laet ons met voorsienigh bescheyt
Dus 'tbeste deel verkiesen,
Om niet door eyghen ydel gheestelijckheyt
Den hooghsten prijs verliesen:
Want heeftmen Christum niet,
Men mist oock tleven, siet,
In hem is t'eeuwich leven ondoodigh,
| |
[pagina 251]
| |
Dus is Christus ons meest noodigh.
Een is noodigh. |
|