De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijOp de wijse, Als men schreef duyst vijfhondert.DE mate is als te treffen
En kan ick niet roemen my,
Nochtans vraeght men my effen,
Al had ick wat wijsheydt by,
Nae mate die te deghen
Men houden verstandigh moet,
In het kastijdigh pleghen
Der Kinderen, gheneghen
Tot quaet meer als tot goet.Ga naar margenoot+
Int Kinderen castijden
Moet mate wesen, dan
Veel Ouders gaen bezijden,
Al spreken sy wel daer van,
Meest alle menschen dolen
Buyten de maticheyt,
Daer jeucht is dienst bevolen,
By Meesters oock in de Scholen,
Door straffen met onbescheyt.
Als tyrannighe dwasen
Teghen zijn huysghesin,
Oft als Leeuwen te rasen,
Niet goets can brenghen in,Ga naar margenoot+
Die soo haer huys verstooren
Met droefheyt vol ghepijn,
| |
[pagina 160]
| |
Wat krijghen sy daer vooren,
Windt sal haer toebehooren,
Ga naar margenoot+En tot een erfdeel zijn.
Wy hebben oock hier boven
Ga naar margenoot+Een Vader end' Heere groot,
Die wy dienen, noch loven
Volkomelijcken bloot,
Ons fauten menighvuldigh
Wil hy vergeven saen,
Alsoo zijn wy oock schuldigh
Te doen, lijdtsaem, verduldigh,
Met die onder ons staen.
Wy moeten dencken mede,
Ga naar margenoot+D'onnoosel jeught ghestelt
Is hier in Christus stede,
Op datmense niet en quelt
Met onmatigh benouwen,
Wetende voor ghewis,
Haer Enghelen vol trouwen
Ga naar margenoot+Het aenschijn Gods aenschouwen,
Die inden Hemel is.
Godt wil niet haestigh wreken
Als faute by ons gheschiet,
Ons sonden en ghebreken
Hy lichtelijck oversiet,
Hy straft ons niet ghestadigh
Naer ons verdiensten zwaer,
Sijn kinderen ghenadigh
Straft hy, dat sy beradigh
Bekeeren en leven hier naer.
Ga naar margenoot+Dus ghy Vaders bevroedigh,
Verbittert u kinderen niet,
Op datse niet kleenmoedigh
En worden, door groot verdriet
Ga naar margenoot+Verwecktse niet tot tooren,
Maer voedtse tot 'sHeeren prijs,
Godtvreesich nae 't behooren,
En gaetse selve vooren
Met vermaning en onderwijs.
| |
[pagina 161]
| |
Een ernstich vermanen
Tot eere, vlijt oft deucht,
Is goet om onderdanen
En stichten de jonghe jeucht:
Maer anders met te drijven
Schelden, smaet, en verwijt,
En kan sy niet beklijven,
Dan leeren weder kijven,
En blijven ghesint tot strijt.
Abraham wordt ghepresen,
Ghedaen te hebben bevel
Sijn kinders, neffens desenGa naar margenoot+
Sijn huysgesin seer wel
Te houden 'sHeeren weghen,
En doen wat goet is en recht:
Daerom heeft hy ghekreghen
'sHeeren beloft' en zeghen,
Ghelijck hem was toegheseght.
Wat straffe op Eli keerde,
Om dat hy zijn sonen snootGa naar margenoot+
Meer als den Heere eerde:
Want siet men steenighde doot
Den sonen, als zy warenGa naar margenoot+
D'ouders onghehoorsaem,
Oft droncke buycks dienaren,
Dus zijn kinders te sparen,
Bracht Eli in grooten noot.
Dus kanmen overtreden
De mate, met zijn te saft,
Moetwillighe qua zeden
Te laten onghestraft:
Vleyt ghy met uwen kinde,Ga naar margenoot+
Naemaels ghy voor hem sult
Vreesen, als droef ghesinde,
Datmen zijn kindt recht minde,
Men droeghe daerom gheen schult.
Want liefde is de mate,
Gheen dwase, die doch verblint,
Maer die suyver van state
| |
[pagina 162]
| |
Wt recht gheloove begint,
Ga naar margenoot+Om Kinder-tucht te meten
Ga naar margenoot+In liefde oprecht den bandt,
Dees mate moet gheweten
Zijn, maer gheensins vergheten
Te bruycken met wijs verstant.
Wie zijn Kint als de vroede
Ga naar margenoot+Bemint (soo stater klaer)
Houdet onder de roede
Ghestadelijck eenpaer,
Om naemaels te beleven
Aen hem noch vreucht met lust,
Dees mate wel t'aenkleven
In straffen, en t'vergheven,
Baert blijschap, nut en Ziel-rust.
Dees mate maeckt sorghvuldigh
Om tghene hier na zijn sal,
Dat den Kinders ghehuldigh
Te wesen boven al,
Ga naar margenoot+Om namaels wesen saligh,
Ga naar margenoot+Daer toe streckt al haer doen,
En waer jeucht is afdwaligh,
Om keeren is sy niet draligh,
Met Vaderlijcke roen.
Ga naar margenoot+Dus gheesselt Godt verkoren
Elck Kint dat hy aenneemt,
Ga naar margenoot+Op dat het niet verloren
En loope van hem vervreemt,
Ga naar margenoot+Tot wien den Heer behaghen
Oft liefde heeft, hy proeft
Met Vaderlijcke slaghen,
Aldus hem oock te draghen
Elck een wijs Vader behoeft.
Prince, na Schrifts ghebieden,
Ga naar margenoot+Door liefd' in liefden reyn
Moet alles hier gheschieden,
Om treffen de mate pleyn,
So salmen dan castijden
De Kinderen aldermeest,
| |
[pagina 163]
| |
Om der Zielen bevrijden,
Matelijck, tot verblijden
Van 'sHeeren goetwillighen Gheest.
Een is noodigh. |
|