De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijOp de wijse: Orpheus droef van sinne. oft, Het Nachtegaelken kleyne.AL die daer zijn beladenGa naar margenoot+
Met hare sonden swaer,Ga naar margenoot+
Door leedtwesens ghepijn,Ga naar margenoot+
Te gaen wordt haer gheradenGa naar margenoot+
Tot Christum, want hy haerGa naar margenoot+
Roept, als goet Medecijn,Ga naar margenoot+
Komt in mijn jock end' lijn,Ga naar margenoot+
End' in mijn schole leeren,Ga naar margenoot+
Sachtmoet ende ootmoet,Ga naar margenoot+
Soo sal dan t'uwaert keerenGa naar margenoot+
Der Zielen ruste soet.Ga naar margenoot+
Neemt op 'sHeeren geboden,
T'goet jock, door onderscheyt,
Der kennisse, als die
Nu te recht zijt ontvlodenGa naar margenoot+
s'Weereldts onsuyverheydt,
Der zonden slavernie,Ga naar margenoot+
Laet die gheen heerschappieGa naar margenoot+
Meer over 't lichaem drijven,Ga naar margenoot+
Verwinnet quaet met goet,Ga naar margenoot+
So sal in u beklijven
Der zielen ruste soet.Ga naar margenoot+
Niet en hebben sy vrede,
Die daer woest ende wildtGa naar margenoot+
Godloos leven rebel,Ga naar margenoot+
Ghelijck de Zee sy medeGa naar margenoot+
| |
[pagina 38]
| |
Niet konnen zijn ghestilt,
Maer die Godt vreesen wel,
Ga naar margenoot+End' houden sijn bevel,
Vrede komt haer beneven
Ga naar margenoot+Als eenen watervloet,
Ga naar margenoot+Soo dat haer wordt ghegheven
Der Zielen ruste soet.
Ga naar margenoot+Als 't herte gantsch is veligh
Van boosheydt int ghemeyn,
Ga naar margenoot+End daer in is gheplant
Gods woordt zuyver ende heyligh,
Ga naar margenoot+Soo wordt dat herte reyn,
Ga naar margenoot+Iae ghemoet ende verstandt,
Ga naar margenoot+Door het gheloove, want
Ga naar margenoot+Die 't woordt oprecht bewaren,
Ga naar margenoot+Worden daer door ghevoedt,
Ga naar margenoot+Gods Gheest sal in haer baren
Ga naar margenoot+Der Zielen ruste soet.
Ga naar margenoot+Vwen lust zy, o Menschen,
Ga naar margenoot+Aen den Heere minioot,
Ga naar margenoot+Die u dan gheven sal
Wat u herte mach wenschen,
Dus uwe weghen bloot
Wilt hem bevelen al,
Ga naar margenoot+End sonder veel gheschal
Ga naar margenoot+Zijt stille, ende wachtet
Op hem, wat dat ghy doet,
Ga naar margenoot+Op dat ghy soo betrachtet
Ga naar margenoot+Der Zielen ruste soet.
Ga naar margenoot+Al door een Zuydich waeyen
Ga naar margenoot+Van dat nieu Testament,
Ga naar margenoot+T'herte scheurt ende beeft,
Met een vyerigh doorlaeyen,
'sHeeren Gheest daer ontrent
Gheerne sijn plaetse heeft,
Ga naar margenoot+Dan komt de Heer en gheeft
Ga naar margenoot+Een stille sachte suygen,
Daer siet men den Gheest vroet
Ga naar margenoot+Met sijn krachten betuygen
| |
[pagina 39]
| |
Der zielen ruste soet.
Niet meer leeren oorloghenGa naar margenoot+
En sal het volck nu voort,
Maer vry end' onvervaertGa naar margenoot+
Sal een yeghelijck mogen
Woonen met goet accoort
Onder zijnen Wijngaert,Ga naar margenoot+
En Vygheboom vermaert,
Die soecken moghen vindenGa naar margenoot+
Vrucht, end' schaduw' behoedt
Onder Syons bemindenGa naar margenoot+
Der zielen ruste soet.
Ghy Dochteren ydooneGa naar margenoot+
Van Ierusalem, siet,Ga naar margenoot+
Den Bruydegom, die seyt,Ga naar margenoot+
En wecket niet mijn schoone
Bruydt, noch en roertse niet,Ga naar margenoot+
Die in mijn armen leyt,Ga naar margenoot+
End' in de roosen weydt,Ga naar margenoot+
Gheduerende de quale
Van tribylacy gloet,Ga naar margenoot+
Op datse niet en faleGa naar margenoot+
Der zielen Zielen ruste soet.Ga naar margenoot+
Haghel werd in den woude,Ga naar margenoot+
Soo spreeckt de Heere, maerGa naar margenoot+
Mijn volck sal woonen vry
In des vreeds huysen boude,Ga naar margenoot+
In stoute rust, al waer
Eeuwighe stilte zy,
Onsen vrede is hy,Ga naar margenoot+
Die vrede heeft verkreghenGa naar margenoot+
Aent Cruyce met zijn bloet,
In hem is gantsch gheleghen
Der Zielen ruste soet.
Eenen Gheest stil end' sachtigh,Ga naar margenoot+
Daer med' moet zijn verciert,Ga naar margenoot+
Nae 'sHeeren wil end' lust,
De Mensche, die eendrachtigh.
Onsienelijck logiertGa naar margenoot+
| |
[pagina 40]
| |
Int herte wel gherust,
Ga naar margenoot+Daer gherechticheyt cust
Den Vrede, en daer Trouwe
Goetheydt komt te ghemoet,
Daer spruyt in die landouwe
Der zielen ruste soet.
Ga naar margenoot+Noch een ruste bequaeme
Is voor Godts volck present,
Beter als in Canaan,
Maer in des Heeren Name
Soo wie hem recht bekent,
Ga naar margenoot+Sonder wijcken daer van,
Ga naar margenoot+Zijn hope worden kan
Ga naar margenoot+Levendich ende krachtigh,
Ga naar margenoot+Namaels te zijn deelachtigh
Ga naar margenoot+Der zielen ruste soet
T'is recht, by onsen Prince,
Druck te verghelden fel,
Ga naar margenoot+Die u bevroeden saen
Hier in 'swerelts province,
Maer ghy die lijdt ghequel,
Ga naar margenoot+Hoort Paulus soet vermaen,
Ga naar margenoot+Ghy sult (seyt hy) ontfaen
Met ons ruste ghepresen,
In Gods Rijcke met spoet,
Ga naar margenoot+Dus in volkomen wesen
Der zielen ruste soet.
Een is noodigh. |
|