Dat hooghe liedt Salomo, met noch andere gheestelycke liedekens
(1595)–Karel van Mander– Auteursrechtvrij[O Christus Godt Heere van grooter waerden]Op de wijse, van 't schipken Petri.
Ga naar margenoot+ O Christus Godt Heere van grooter waerden,
Ga naar margenoot+ Suyver Lammeken soet,
Ga naar margenoot+ Ghy zijt in't vleesch verschenen op der Aerden
Ga naar margenoot+ Met alsoo groot ootmoet,
Ga naar margenoot+ Ghy hebt dat eeuwich goet,
Ga naar margenoot+ V heerlijckheyt verlaten,
Ga naar margenoot+ V volck selve besocht,
Ga naar margenoot+ Die in sdoots schaduw' saten,
Ga naar margenoot+ Wt liefden haven maten,
Ga naar margenoot+ Den mensche dier ghecocht
Ghy waert gheboren o Coninck groot van machte,
In Bethlehem Juda,
| |
[pagina 29]
| |
Van eener Maghet ootmoedich van ghedachte Ga naar margenoot+
Die voor Godt vandt ghenae, Ga naar margenoot+
Gheheeten Maria, Ga naar margenoot+
Al in een stal van beesten, Ga naar margenoot+
In armoede aldaer, Ga naar margenoot+
O Godt Vader der Gheesten, Ga naar margenoot+
Men maeckte niet veel feesten Ga naar margenoot+
Met uwen Soon eerbaer.
Want daer en was geen plaets in de herberghe,
Om den Heere t'ontfaen, Ga naar margenoot+
Ootmoedich Lam, sachtmoedich, vry van erghe, Ga naar margenoot+
Hoe zijt ghy voorghegaen, Ga naar margenoot+
Die boodtschap werdt ghedaen,
Niet aen seer groote Heeren,
Maer aen Herderen slecht,
O Menschen wilt u keeren
Tot Christum, ende leeren Ga naar margenoot+
Ootmoedich zijn oprecht. Ga naar margenoot+
Simpel en slecht quam oock uwen voorbode, Ga naar margenoot+
Niet in cleederen sacht, Ga naar margenoot+
Coninck ghy, die ghelijckt te zijne Gode Ga naar margenoot+
Gheen roof en hebt gheacht, Ga naar margenoot+
Tot Nazareth volbracht, Ga naar margenoot+
In u heylich lichame, Ga naar margenoot+
Hebt ghy menighen dach,
V ouders ghehoorsame, Ga naar margenoot+
Daer doch in uwen Name, Ga naar margenoot+
Al haer salicheyt lach.
Gheen hooghe wijse noch edel geboren,
| |
[pagina 30]
| |
Van der weerelt gheeert,
En hebt ghy tot Apostelen vercoren,
Ga naar margenoot+ Maer Menschen ongheleert,
Ga naar margenoot+ Aldaer ghy hebt verkeert,
Ga naar margenoot+ Hebt ghy visschers ghevonden,
Ga naar margenoot+ Ter Galileescher Zee,
Die u ten selven stonden
Volchden nae dijn vermonden,
Ga naar margenoot+ End' lieten haer gheree.
Ga naar margenoot+ V wandelinghe was vry onverbolghe
Al in vernedertheyt,
Al waer ghy gaet (sprack een) wil ick u volghe
Maer ghy hebt hem gheseyt,
Vossen hebben planteyt
Holen, de voghelen nesten:
O Coninck goedertier,
In dees Aerdtsche ghewesten
En hadt ghy niet ten besten,
Om t'hooft te rusten hier.
Ga naar margenoot+ Satan ginck u al sijn rijcken vertoonen
Ga naar margenoot+ Maer ghy en achtes niet,
Ga naar margenoot+ Als u de Menschen Coninck wilden croonen
Ghy zijt ghevloden, siet,
End' alst oock is gheschiet,
Dat u Jongheren keven, Ga naar margenoot+
Om de meeste te zijn,
Ghy hebt henlien ghegheven,
Aen u ootmoedich leven,
Een goet exempel fijn.
| |
[pagina 31]
| |
De weereltlijcke Coningen heerschappen, Ga naar margenoot+
Heeren zijn sy ghenaemt,
Maer al die willen volgen u voetstappen,
Al sulcx niet en betaemt,
Want ghy om dienen quaemt,
Niet om ghedient te wesen,
Noch is dit u vermaen,
Wort niet om hoogh gheresen,
Die Heydenen nae desen Ga naar margenoot+
Seer in de weerelt staen.
Ghy loefdet den Vader, dat hy liet weten,
Cleynen (die ghy bemindt) Ga naar margenoot+
Van't Hemelrijcke die hooghe secreten,
Ghy seght, wie als een kindt Ga naar margenoot+
Ootmoedich is ghesint, Ga naar margenoot+
Int Hemelrijck de meeste Ga naar margenoot+
Is desen excellent, Ga naar margenoot+
Die arme zijn van gheeste,
In die Hemelsche feeste
Sijn erfghenaem bekent. Ga naar margenoot+
Coninck van Zion, ootmoedich van zeden, Ga naar margenoot+
End' sachmoedich vermaert, Ga naar margenoot+
Ghy quaemt op een Ezelinne ghereden, Ga naar margenoot+
Te Jerusalem waert, Ga naar margenoot+
Wt ootmoedigher aert, Ga naar margenoot+
d' Apostelen haer voeten Ga naar margenoot+
Ghewasschen boven dien, Ga naar margenoot+
Daer doch in uwen soeten
Heylighen Name moeten Ga naar margenoot+
| |
[pagina 32]
| |
Haer buyghen alle knyen.
Ga naar margenoot+ Doen u wel vreucht hadde moghen gebeuren
Hebt ghy verdreghen smaet,
Gheesselen, slagen, smerten en doleuren,
Al voor onse misdaet,
Ga naar margenoot+ Die krijchslien opstinaet
Ga naar margenoot+ V een croone op stelden
Ga naar margenoot+ Van doornen seer fel,
Ga naar margenoot+ V beschimpten en quelden,
Ga naar margenoot+ Haer lasteren en schelden
Hebt ghy verdreghen wel.
Jae tot die doodt, die doodt des cruycen schandich
Ghy u ootmoet beweest,
Ga naar margenoot+ O Heer der heerlijcheyt seer goederhandich
Ghy storft ende verreest,
Daer door, alsoo men leest,
Sitt ghy vry van verseere,
Ga naar margenoot+ Nu aen Gods rechterhandt,
Ga naar margenoot+ Ghecroont met prijs end' eere,
Ghy hebt met snellen keere,
Verwonnen triumphant.
Ga naar margenoot+ Prince, grontsteen van den heylighe Tempel
Vast in den Geest gheplant,
Ga naar margenoot+ Ghy zijt in ootmoet ons een recht exempel
Ga naar margenoot+ Maer ghy doet wederstant
Den hooveerdighen, want
Ghy haet alsulcke quade,
Maer die ootmoedich blijft,
Ga naar margenoot+ Die gheeft ghy u ghenade,
| |
[pagina 33]
| |
Dat sijn Ziele ghestade Ga naar margenoot+
Vol rusten wel beclijft.
Een is noodich. |
|