wenk en liep naar het balkon. Even later volgde ze mij. Ik leunde tegen de balustrade en keek in het dal.
‘We kunnen hier natuurlijk niet blijven,’ zei ik.
‘Natuurlijk niet,’ zei Suzy. ‘Maar luister eens Bob, er is iets dat ik je moet vertellen.’
Ik keek op haar neer. ‘Over Peggy, dat hoeft niet.’
‘O, Bob,’ zei ze, verbaasd. ‘Wist je het dan?’
‘Toen ik hen zo naast elkaar zag staan wist ik het. Ik had het al lang vermoed.’
Ik wist niet direct woorden te vinden, die haar niet zouden kwetsen. Het kostte me grote moeite kalm na te denken. Ik zag hoe Suzy mij aanstaarde, als verwachtte zij een woede-uitbarsting van mijn kant. Maar ik wist, hoe weinig haar verweten kon worden en ik sloeg mijn arm om haar heen. Zij boog haar hoofd, maar ik tilde haar kin met mijn hand op en keek haar in haar ogen.
‘Liefste,’ zei ik, ‘het maakt niet het minste verschil. Ik houd van je en ik houd van Peggy. Zelfs al is ze Castillo's kind, dat verandert niets.’
Het scheen, dat mijn woorden hun uitwerking niet misten. Ze glimlachte en zei zacht: ‘Ik ben hier altijd zo bang voor geweest. Ik heb me zo dikwijls afgevraagd, wat er in dat huis gebeurd kon zijn. Toen ik Peggy verwachtte wist ik het, maar ik durfde het je niet te vertellen.’
‘Je had het me kunnen vertellen Suzy. Het zou ook toen geen verschil gemaakt hebben. Ik had toch zelf ondervonden, wat voor middelen Rutgers gebruikte om zijn doel te bereiken.’
‘Maar dat wist ik niet. Ik leefde altijd in angst, dat je het zou ontdekken, want hoe ouder ze werd, hoe meer ze op hem ging lijken. Ik ben zo gelukkig, Bob.’
‘Dat is de hoofdzaak.’ Ze had dus al die jaren in angst geleefd, angst voor mij. Ook dat had Castillo op zijn geweten. Hoe haatte ik de man.
‘En nog iets anders. Heb je niets gemerkt?’ vroeg Suzy.
‘Nee, wat dan?’
‘Ik ben niet meer bang voor hem.’