het laatst ontmoetten? Een jaar of tien, geloof ik. Tien jaar, het is niet zo lang voor jou misschien, maar voor mij lijkt het haast een onafzienbare tijd. Dat een mens in zoveel jaren zo weinig veranderen kan. Het verbaast me, dat je mij direct herkende George.’
‘Maar dat deed jij mij toch ook?’
‘Maar jij bent ook haast niet veranderd. Alleen, dat je nu getrouwd bent, maar ook dat is niet aan je te zien. Wat u als een compliment op zoudt kunnen vatten, mevrouw Berger.’
Hij keek glimlachend naar Annelies. ‘Wie dacht u, dat er op de stoep stond?’
‘O, een man met stofzuigers of zo,’ zei Annelies.
‘Wat vreemd, dat het jou zo lang geleden lijkt,’ zei George. ‘Ik herinner me nog als de dag van gisteren, dat ik je aan boord bracht. Hoe heette het schip ook weer? Caribbean of zo iets.’
‘Caribia,’ zei Bob. ‘In de oorlog in de grond geboord.’
‘En daarna heb ik nog een keer een brief van je gehad, maar mijn volgende brieven bleven onbeantwoord. Je had zeker wel wat beters te doen,’ zei George lachend om de toon van verwijt wat te verzachten. Maar Bob begreep de bedoeling.
‘Ik herinner het me,’ zei hij. ‘Ik herinner me, dat ik dikwijls dacht, nou moet ik George toch weer eens schrijven, maar ik kwam er niet toe. Toch keek ik wel naar je brieven uit George, maar van een paar dagen uitstel werd het een paar weken en dan blijft het daar bij. Ik kan me voorstellen, dat je het schrijven opgaf. Maar het betekent niet, dat ik je vergeten was George. Daar zijn we te lang vrienden voor geweest.’
‘Ik kan het me wel voorstellen,’ zei Annelies. ‘Een nieuwe omgeving, een heleboel mensen waarmee je kennis maakt. Waar bent u geweest?’
‘De laatste jaren in Venezuela.’
‘Maar ik dacht, dat je naar Curaçao ging?’ zei George.
‘Dat was oorspronkelijk ook het plan,’ zei Bob. Het leek, alsof hij moeilijkheden had met het vinden van de juiste woorden. Ten slotte zei hij: ‘Het is allemaal anders gelopen, dan ik het had ver-