Verantwoording
Toen ik als kind van den Polsbroekerdam naar Oudewater verhuisde, heb ik vriendschap gesloten met een rijtuigschilder, die tot de fijnste vakmannen van heel het land behoorde, naar ik zeker weet. Hijzelf noemde zich laqueur. In zijn werkplaats, tusschen tilbury's, brikken en koetsen, heb ik vele uren doorgebracht, luisterend naar zijn verhalen en naar die van de boeren, zijn klanten. En toen is het mij opgevallen, dat telkens als het gesprek kwam op de havelooze koets, die in een rommelhok achter de werkplaats stond, de gelaten ernstig werden en de gesprekken eerbiedig van toon. Eens heb ik mijn vriend, den laqueur, gevraagd wat er mocht zijn met de oude koets en waarom die daar doelloos staan bleef, indrogend en verstoffend. Mijn vriend keek mij aan, wilde iets gaan zeggen, maar weerhield zich nog. Maar later heeft hij gesproken, mij het interieur van de koets getoond. Ik echter heb uit zijn aarzeling begrepen, dat de historie van de oude koets slechts hun toekomt te weten, die er eerbiedig naar willen luisteren.