jarig, ieder jaar. Toen ze zestig was is ze nog gauw even fietsen gaan leeren en ze kart nu overal heen waar je haar niet verwachten zou, want ze doet het graag. O ja... ze is een beetje vergeetachtig. 't Is erg goed geld leenen van haar, Thérees. Is 't nu in orde, mag ik nu gaan?’
‘Natuurlijk Jacques, mag je gaan.’ Ze dacht aan Adriaan en vergeleek onwillekeurig dit vertrek met dat voor jaren.
‘Wil je mijn adres, of liever niet; wat zal ik doen?’
‘Je weet het mijne Jacques. Bij ons wil je niet blijven, niet waar? Ga dan maar. Ik blijf op Ammerstol, altijd als dat mogelijk zal zijn.’
Hij keek schielijk op, maar bezon zich en zweeg. ‘Ik kom nog wel eens,’ zei hij nog haperend, vóór ze hem alleen liet.
Dan keerde zij zich af en een weinig gebogen ging ze terug, zonder naar hem om te zien, dapper als een vrouw uit de oudheid. Wel hoopte ze nog dat hij haar nu achterop zou komen en weer met haar meegaan, maar er gebeurde niets.
Toen kwam het kille besef door haar lijf, dat ze weer alleen was.
Bij de potterijen zag zij de stampende en