Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen
(1617)–Lodewijk Makeblijde– AuteursrechtvrijDe Materie.
HEt Agnus ghewijdt door de kracht des Heeren,
Ghemaeckt van balseme ende maechdewas excellent:
Oock van heylich Olyssel, wilt dit wel leeren,
Seynde ick uwe Maiesteyt voor een present.
| |
De virtuyten oft crachten.
HEt veriaecht uyt de locht blixem ende dondere,
Het bewaert van perijckel ter zee ende te lande,
Alle stincken de sonden brenghet t'onder,
| |
[pagina 664]
| |
Het verlicht der vrouwen van der naturen bande,
Het verlost van vier en ongheluck menigerhande.
Het beschermt van den duyuel, en des nachts gheesten,
den vijandt te verwinnen, minst met den meesten:
Ende van andere priuilegien gheuet de macht,
En een kleyn stuck wordt soo veel als een groot gheacht.
| |
Ghebedt.
O Lammeken Godts die de sonden hebt uytghedaen,
En denckt op mijn misdaedt tot gheender spatien,
Op dat ick nu voort-aen altijdt mach ontfaen,
Weerdichlick, (soo't behoort) v heylighe gratien.
FINIS. |
|