Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen
(1617)–Lodewijk Makeblijde– Auteursrechtvrij
[pagina 168]
| |
Hoe veel dinghen, datter van noode zijn om profijtelick het vvoordt Godts te hooren.ONder alle dinghen, die ons helpen, konnen om Gode te behaghen, als wy ons flau ende kranck ghevoelen in Godts dienst, soo is verre het ghemeynste, | |
[pagina 169]
| |
met behoorlicke neersticheydt het woordt Godts te hooren. Waer toe vier dinghen principalick ons van noode zijn. | |
Het eerste van noode om het vvoordt Godts te hooren.WY sullen beneerstighen, dat wy (alle andere dinghen van sijden stellende) alle Sondach ende Heylichdach, het woordt Godts hooren: ende komende na de Kercke, ouerpeysen de weerdicheydt, kracht, profijt, ende noodtsakelickheydt van het woordt Godts: ende een begheerte in ons verwecken om dat aendachtelick te hooren, ende daer na te leven. | |
Het tvveede van noode om het vvoordt Godts te hooren.WY sullen in de Kercke ghekomen zijnde, terstondt neer-knielen, het teecken des Heylighen Cruys maken, ende ons herte sorchvuldichlick met ghebeden ende bequame meditatien, bereyden, om dat kostelick saedt van het woordt Godts, met behoorlicke neersticheyt ende deuotie te ontfanghen. | |
[pagina 170]
| |
Ghebedt
| |
[pagina 171]
| |
Het derde van noode om het vvoordt Godts te hooren.WY sullen een bequame plaetse verkiesen, om den Priester wel te verstaen: ende ons wachten van te slapen, oft iet anders te peysen, oft met iemanden te spreken. Neerstelick oock ghedurende het sermoon, den Priester hooren, niet sijn eyghen, maer Godts woordt verkondighen: ende al dat hy seght, sullen wy alsoo ontfanghen, als oft het tot ons alleen gheseydt ware, met vierighe affectie ons verweckende om het selve te volbrenghen. | |
Ghebeden
| |
[pagina 172]
| |
Wanneer sal ick, o Iesu, tot eene sulcke volmaecktheydt komen, als ghy my nu leerende zijt, door den mondt van uwen dienaer? Ick dancke v, o Heere, dat ghy my dit leert: gheeft gratie om daer na te leuen. Heere, tot nu toe en hebbe ick niet ghedaen: helpt my, dat ick nu mach beghinnen. O Heere, wanneer sal ick soo vol-maeckt wesen! Heere, plant dese salighe lesse in het diepste mijnder herte. O goeden Godt, hoe versteent moet mijn herte zijn, dat ick dese Heylighe leeringhe niet beter en kan beherten! Hoe dickwijls hebbe ick dit ghehoort, ende hoe qualick onder-houden! 'tis mijn schult, o Heere. O Iesu, hoe veel hebben uwe Heylighen ghedaen, ende hoe luttel doe ick? O H. Petre, Paule, Magdalena, &c. bidt voor my: dat het hooren van v leuen ende schoone deuchden, my mach wesen tot salicheydt. Voorkomt, o Heylighen Gheest, mijne begheerte, ende vervoordert die tot een salich onder-houden van dese heylighe lesse. | |
[pagina 173]
| |
Het vierde van noode, om het woordt Godts te hooren.VVY sullen na het sermoon met ruste onser sinnen, sommighe punten verhalen, van de ghene die ons meest dienen tot beteringhe van ons leuen, ende vervoorderinghe in de deuchdt. Godts hulpe oock versoecken, om die wel te onderhouden. | |
Ghebedt
|
|