Den hemelschen handel der devote zielen
(1625)–Lodewijk Makeblijde– Auteursrechtvrij
[pagina 72]
| |
Des Dijnxdaeghs.
| |
[pagina 73]
| |
verstanden, daer onder moeten buyghen: meer dan onse krancke ooghen voor de sonne, als sy op eenen somerschen middach hare stralen, sonder belet, in hare volle claerheyt uyt-deelt. Ga naar margenoot+ Ten tweeden: Oversiet de menichte der wellusten van dit glorieus hof. Ga naar margenoot+ Hier zijn de fonteynen der Godlijcker liefde. Ga naar margenoot+ Hier zijn de vloeten van alderley gratien voor de strijdende Kercke, ende de vloeten van glorie voor de triumphante Kercke. O hoe vermaeckelijck is't ontrent dese vloeten, met Godts Heylighen te wandelen, ende uyt die sijnen dorstighen gheest te versaden! Ga naar margenoot+ De velden ende speel-hoven van dit rijck zijn de triumphante, ende strijdende Kercke. Ga naar margenoot+ De schoone dreven, zijn de vermakelijcke orden der Enghelen ende Heylighen; die als olijf-boomen in't aenschijn Godts elck op sijn plaets, gheladen met Godlijcke vruchten, sonder verouderinghe blijven. Ga naar margenoot+ Heft u hert dan op, ghy die dit mediteert, ende door-wandelt met vreughde dese dreven, ende vermaeckt uwen gheest in dese schoonheydt des hemels: ende wapent u met moedt, om het bedrieghelijck ghemack deser wereldt te verachten, ende door de salighe weghen der versterventheydt, ghestadichlijck tot dit glorieus hof te reysen. Ga naar margenoot+ Ten derden: Overleght rijpelijck de besonderste schatten ende rijckdommen van dit hof. Ten eersten: daer zijn alle de oneyndelijcke volmaecktheden Godts: wie sal die konnen begrijpen, ende van de glorie niet verdruckt worden, meer dan Godt alleen? Ten 2. daer zijn de schatten aller deughden, aller verdiensten, ende aller voldoeninghe. Ten 3. daer zijn de mijnen aller heylicheydt. Ten 4. daer zijn de rijckdommen aller salicheydt. Ten 5. daer is het amonitie-huys aller beste goederen ende gaven, die uyt den hemel van Godt ons ghesonden worden. Ten 6. daer is den oorspronck aller schoonheydt, troost, vrede, | |
[pagina 74]
| |
vermakelijckheydt. Al dit verwacht hy, die sijn herte suyverende van alle sinnelijcke ende wereldtsche begheerten, ende van alle eyghen liefde, in heylicheyt Godt dient: ende hy ontfanght dat, soo veel te rasscher, als hy verdiendt vroeger ontbonden te wesen, van de beletselen sijnder stervelijckheydt. Ga naar margenoot+ Ten vierden: Ondersoeckt de wercken des heylighen Gheests, hier boven, ende hier beneden. Sijn wercken hier boven zijn dese. 1. Het Godlijck wesen met alle sijn volmaecktheden, ende persoonen contempleren, oneyndelijck beminnen, ende daer uyt onghemeten vreughdt scheppen. 2. Buyten sijn hof sluyten alle sonden ende ghebreckelijckheden. 3. Sijn Enghelen met boven-naturelijcke goetheydt, heylicheydt ende salicheydt vervullen. 4. Sijn hof beschijnen met glorie. 5. Alle sijn vrienden versamen met onveranderlijcken vrede. 6. Hen weerdich maken het klaer aenschouwen van het Godlijck wesen. 7. Alle Heylighen ontsteken met den suyveren brandt der liefde Godts boven alle dinghen. 8. Hen wacker maken, ende onvermoeyelijck om ghestadichlijck Godt te loven ende te dienen. 9. Met de vloeten der wellusten, alle sijn hovelinghen ghedurichlijck vermaecken. Hoe salich zijn sy, o Heere, die hier boven in u glorieus hof ontfanghen zijn ende woonen! Ga naar margenoot+ De wercken des heylighen Geests hier beneden zijn oock seer weerdich, ende merckelijck, te weten: 1. ons van alle sonden ende ghebreken suyveren. 2. onse ziele met sijn gratie vercieren. 3. ons verstandt tot Godlijcke dinghen verlichten. 4. onsen wille tot Godt stieren, ende ons de affectie totter deught in-drucken. 5. onsen moet vromen om geestelijck te strijden, ende alle swaricheyt met verduldicheyt te verdraghen. 6. ons door het ghebruyck der heyligher Sacramenten | |
[pagina 75]
| |
op-rechtelijck goet ende heylich maken. 7. Godts gheboden ons doen beminnen ende onderhouden. 8. het Cruyce met Christo doen draghen. 9. alderhande bermherticheyt aen onsen behoeftighen naesten doen bewijsen. 10. ons bequaem maken om eens Godts rijcke te besitten. Ga naar margenoot+ Acht alle dese onderstanden, die u tot salicheydt den heylighen Gheest doet, ende beweecht u tot sijn liefde ende sijnen dienst: overleght hoe de heylighe Martelaren, Confessoren, Maeghden, ende andere in groot menichte, die nu in den hemel zijn, als sy hier noch leefden, alle dese behulpsaemheden wel waer-ghenomen hebben, ende hoe kloeckelijck sy hen in hunnen salighen Christelijcken roep ghedraghen hebben, ende volcht hen naer, want u die selve middelen oock gereet zijn, ende gheschieden. Ga naar margenoot+ Ten vijfden: Bemerckt, wat den heylighen Gheest u ghedaen heeft. Ende besonderlijck danckt hem dat hy, door het heylich doopsel, u tot een kindt Godts gheheylicht heeft, ende u als onder sijn huys-ghenooten ontfangen heeft. Draecht u in sijn ooghen soo, dat ghy het wit kleedt sijnder gratie, dat ghy daer ontfangen hebt, gheheel suyver van sonden mooght bewaren, tot dat ghy komt by hem hier boven in sijn glorieus hof. Strijdt oock nu vromelijck teghen alle uwe vyanden voor desen heylighen Gheest die in u woont, ende draecht u heylichlijck na den eysch van uwen roep in sijn oogen: ende versoeckende sijn hulpe, leest de na-volgende Ghetijden. |
|