groote zwarte of donkerblauwe mantel, lange, witte baard zeis en zandlooper.
De Moederlijke Liefde: Bijna hetzelfde costuum als het Licht, nl. zachte en bijna doorschijnende sluiers als van Grieksche beelden, zooveel mogelijk wit. Paarlen en edelgesteenten zoo overvloedig als men wil, mits deze de zuivere en echte harmonie van het geheel niet verstoren.
De Groote Vreugden: Zooals in den tekst gezegd wordt, glanzende gewaden in teere, liefelijke tinten als van een ontluikende roos, de rimpeling van het water, den amberkleurigen dauw, het blauw van den dageraad, enz.
Huiselijk geluk: Japonnen van verschillende kleuren of zoo men wil costuums van boeren, herders, houthakkers maar dan geidealiseerd en als in een sprookje.
De grove Genietingen: Vóór de verandering: wijde, zware mantels van rood en geel brokaat, groote, zware edelgesteenten. Na de verandering: koffie- of chocolade-kleurig tricot, den indruk makende van leeren ledepoppen.
De Nacht: Wijde zwarte kleederen bezaaid met sterren en met gouden weerschijn. Sluiers, donkere papavers enz.
Het dochtertje der buurvrouw: Blonde, glanzende haren, lange witte jurk.
De Hond: Rood jasje, witte broek, blinkende schoenen, lakhoed; een costuum, dat eenigszins herinnert aan dat van John Bull.