Het boek der natuur
(1995)–Jacob van Maerlant– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
AapSimia is het Latijnse woord voor ‘aap’. Apen zijn ruig behaard en hun lichaamsbouw komt overeen met die van de mens. De apin draagt het jong waar ze het meeste van houdt aan haar borst, het andere zit op haar nek. Als ze moet vluchten voor jagers geeft ze daardoor noodgedwongen haar liefste jong prijs en brengt ze het andere in veiligheid, omdat ze dat immers niet van zich af kan schudden. Tegen wil en dank geeft ze dan al haar liefde aan het overgebleven jong. Apen krijgen bij iedere worp twee jongen: het ene haten ze en het andere hebben ze lief. Apen zijn schrandere beesten. Ze doen alles na wat hun wordt voorgedaan en kunnen daardoor ook worden gevangen. Op plaatsen waar apen zich in bomen of bergen ophouden, trekken de jagers schoenen aan die ze voor dat doel gemaakt hebben, terwijl de apen de hele tijd kunnen zien wat ze doen. Dan laten ze die schoenen liggen en verbergen ze zich. De apen willen hen nabootsen, komen te voorschijn en knopen de schoenen zo stevig vast dat ze ze niet meer los kunnen maken. Plinius beschrijft een andere methode om deze dieren te vangen. De jager neemt lijm mee naar een plaats waar de apen hem kunnen gadeslaan en doet daar listig en duidelijk zichtbaar alsof hij zijn ogen flink met lijm insmeert. Vervolgens gaat hij weg, maar de lijm laat hij achter. De apen, die hetzelfde willen doen, komen te voorschijn, plakken hun ogen dicht en worden gevangen. Apen kunnen niet stilzitten. Van alle dieren is hun smaak-zintuig het beste ontwikkeld. Apen hebben geen staart. Ook als ze tam zijn, kunnen ze nog gemeen bijten. Ze spelen graag met kinderen. | |
[pagina 24]
| |
Apen eten graag appels en noten, behalve als die een bittere schil hebben. Dit is dwaasheid: wie in het leven het zure en het bittere mijdt, heeft het recht niet om zich te verheugen over het zoete. Een aap vergeet niet snel onrecht dat hem is aangedaan. Iemand die zo hard is dat hij geen vergeving kan schenken als hij geslagen wordt door een vriend, lijkt op een aap, niet op een mens. Zo iemand zal tevergeefs bidden om vergiffenis voor zijn zonden. Sommige apen hebben een staart. Een aantal daarvan heeft een baard en een brede staart. De laatste zijn mooier en lijken niet op de vorige. Apen hebben de tanden, de mond, de ogen en de wenkbrauwen van een man, maar de armen, handen en borsten van een vrouw. Het inwendige van de aap heeft daarentegen niets gemeen met dat van de mens, minder zelfs dan dat van andere dieren. In India komen witte apen voor. Apen hebben geen navel, zoals mensen.
| |
BeerUrsus, de beer, is een gevaarlijk dier, angstaanjagend en woest. Gevild lijkt een beer sprekend op een mens. Zijn kracht schuilt in zijn voorpoten en in zijn lenden, zijn kop is zwak en kwetsbaar. Pasgeboren berewelpen zijn nauwelijks groter dan een muis en zien eruit als vormeloze klompjes vlees (de enige herkenbare lichaamsdelen zijn de klauwen), maar na de geboorte worden de jongen in vorm gelikt door de moeder. Beren paren op dezelfde manier als mensen, schrijft Plinius. Solinus voegt daaraan toe dat de mannetjes hun vrouwtjes met rust laten als ze drachtig zijn. Het komt ook zeer zelden voor dat iemand ge- | |
[pagina 25]
| |
tuige is van de geboorte van berejongen. Er zijn mannen en vrouwen zonder enig schaamtegevoel, die wel een voorbeeld mogen nemen aan deze dieren! Als beren geen hol hebben, maken ze een leger op een afgelegen, onopvallende plaats in het woud. De vrouwtjes zijn sterker dan de mannetjes, net als bij de luipaard. Beren eten vruchten, knollen en vlees. In Scandinavië komen bovendien witte beren voor die wakken in het ijs maken, de zee in duiken en vis vangen. In andere boeken lees ik dat beren kreeften en mieren eten als ze ziek zijn. Ze hebben weinig bloed, behalve in hun hart. Hun adem is schadelijk en giftig. Beren jagen op herten, everzwijnen en wilde stieren. Stieren vangen ze door zich erop te storten en zich aan de rug vast te klampen. Dan grijpen ze de horens om het dier tegen de grond te werpen en ze bijten het dood voordat het zich weer kan oprichten. Als een beer aanvalt, loopt hij op zijn achterpoten en gebruikt hij zijn voorpoten als wapens. Er wordt gezegd dat beren een mens alleen verscheuren of aanvallen wanneer deze hen pijn heeft gedaan. Alle wonden aan hun poten, behalve vleeswonden, genezen ze door erop te zuigen. Wanneer een beer een buffel aanvalt, probeert hij altijd vat te krijgen op de horens en de neusgaten, omdat dat de zwakste plekken zijn. Weinig wilde dieren blijven hun hele leven groeien, behalve beren, die hierdoor reusachtige afmetingen bereiken. De meeste beren zijn zwart, maar er zijn ook witte beren, die onvoorstelbaar groot zijn. In een boek vol oude wijsheid staan wonderlijke dingen over deze dieren. Alle delen van hun lichaam kunnen gebruikt worden als geneesmiddel: de klauw van de rechtervoorpoot verlost de drager ervan van de koorts, de linkerklauw verjaagt boze geesten en de huid is een probaat middel tegen vlooien.
| |
[pagina 26]
| |
BeverCastor is de Latijnse naam van de bever. Bevers worden gejaagd om hun teelballen, die castoreum of bevergeil worden genoemd en die tegen velerlei kwalen gebruikt kunnen worden. Als de bever zich in het nauw gedreven voelt, bijt hij zelf zijn ballen af, zodat de jagers hem laten gaan. Wanneer hij daarna nogmaals ten prooi dreigt te vallen aan jagers, gaat hij voor hen op zijn rug liggen om te laten zien dat hij geen testikels meer heeft. Nu beweren de Polen echter dat bij de bevers in hun land de testikels zich in het lichaam bevinden, net als de nieren. Maar hoe kunnen hun bevers zichzelf dan castreren? Bevers hebben een dunne ontlasting, net als ganzen. Plinius zegt dat het dier zijn gal, een geneesmiddel tegen allerlei ziekten, uitspuwt. Zijn maagsap geneest vallende ziekte. Ook daarom maakt men jacht op dit dier. Bevers kunnen niet lang in leven blijven als hun staart, die eruitziet als een vissestaart, niet in de buurt van water is. Experimentator zegt dat beverstaart naar vis smaakt. Christenen kunnen daarom in de vastentijd zonder aarzelen beverstaart eten - dat wil zeggen, een deel daarvan. De rest van zijn lichaam bestaat gewoon uit vlees. De staart is bijna negentig centimeter lang en bijzonder vet. Er is geen dier dat op een ingenieuzere manier ondergrondse huizen bouwt. Hij bouwt er twee, het ene hoger dan het andere: als het water wast of zakt, klimt of daalt hij zelf mee, zodat zijn staart in het water kan blijven hangen. Hij eet het liefst bladeren en bittere stukken boomschors. Bevers hebben een zeer krachtig gebit: als ze eenmaal ergens hun tanden in hebben gezet, laten ze niet los voordat ze het helemaal hebben doorgebeten. Experimentator, die de levenswijze van de bever beschrijft, vertelt hoe bevers zich in troepen naar het bos begeven. Wanneer ze daar met hun krachtige tanden zo veel bomen hebben omgeknaagd als ze nodig heb- | |
[pagina 27]
| |
ben,
De staart van de bever kan gegeten worden in de vastentijd
grijpen ze als transportmiddel een soortgenoot, gooien hem hardhandig op zijn rug, leggen een boom tussen zijn poten en slepen hem naar het hol. Alleen bevers uit een andere kolonie behandelen ze op zo'n smadelijke manier door ze als lijfeigenen te houden. Andere mensen beweren dat ze zich daarvoor bedienen van oude bevers, waarvan de tanden zo afgesleten zijn dat ze er niet goed meer mee kunnen bijten. Deze bevers zijn voor de jagers gemakkelijk te herkennen, doordat het vel op hun rug helemaal kaal is geworden van het slepen. Die dieren moeten ze daarom noodgedwongen laten lopen. Om twee redenen houdt de bever van hout: hij bouwt er zijn burchten mee en hij eet de schors. Hij gaat daarvoor op zijn gemak op zijn achterpoten zitten, houdt zijn voedsel tussen zijn voorpoten en eet net zoveel stukken schors als hij vast kan houden. Zijn achterpoten hebben dezelfde vorm als die van een gans, maar ze zijn groter en hebben kromme nagels. Zijn voorpoten zijn gelijk aan die van een hond. Dat is het loffelijke werk van de Natuur: om te lopen heeft de bever de voorpoten van een hond, | |
[pagina 28]
| |
en om te zwemmen de achterpoten van een gans. Het gebit van de bever is zo sterk dat hij telkens moet wegvluchten als hij een boom omknaagt en moet kijken of de boom nog niet valt. Hij herhaalt dit net zo lang totdat de boom omvalt. De bever heeft vier zeer scherpe tanden, twee in zijn boven- en twee in zijn onder kaak. Als het waar is wat er in oude boeken staat, vormen tanden en kaakbeen één geheel. Zijn pels is van hoge kwaliteit en kostbaarder naarmate hij zwarter is. Solinus beschouwt dit bont als het kostbaarste dat er is en ook de Saracenen kennen er een hoge waarde aan toe. Het vet van de bever is heilzaam voor mensen die door kramp gekweld worden en ook mensen die last hebben van bevende ledematen zijn ermee gebaat. Voorts is het vet uit de balzak nuttig: de geur van castoreum of een aftreksel ervan in wijn is een voortreffelijk geneesmiddel voor jichtlijders.
| |
BonasusDe bonasus heeft de kop van een stier en het lichaam en de manen van een paard. Zijn horens zijn zo sterk gedraaid dat hij
De bonasus verdedigt zich met zijn uitwerpselen
| |
[pagina 29]
| |
er niemand mee kan verwonden. Als hij in het nauw gedreven wordt, rent hij weg en bestookt hij de jagers met zijn uitwerpselen, waarmee hij iedereen die hij raakt de doodsschrik op het lijf jaagt. Op deze manier wreekt hij zich op zijn achtervolgers. Dit dier is het zinnebeeld van de huichelaars. Deze mensen tonen de wereld een onschuldig gezicht, maar iedereen die hun gangen nagaat en diep in hun hart ziet, zal daar duistere zaken aantreffen, waarmee men zich beter niet kan bemoeien - wie met pek omgaat wordt ermee besmet.
| |
CapelusDe capelus is een kwaadaardig, woest en vervaarlijk dier, zo afschrikwekkend dat geen enkele jager het durft te benaderen. Met zijn lange, getande horens kan het hoge bomen omzagen. De capelus komt voor langs de Eufraat, waar een soort kreupelhout groeit met lange, dunne takken. Wanneer het dier water gedronken heeft en daar rusteloos en uitgelaten van is geworden, begint het wild met zijn horens door de takken te slaan. Door zijn dolle bewegingen raken zijn fijnvertakte ho-
De capelus raakt met zijn horens verward in de takken
| |
[pagina 30]
| |
rens verward in het kreupelhout. De capelus wordt driftig en stoot een angstwekkende kreet uit. Dat is het sein voor de jager om te voorschijn te komen en het dier zonder enige moeite te doden. Machtige, meedogenloze heren! Laat dit een waarschuwing zijn voor u: ook wie voor niets terugschrikt en de zwakken genadeloos vertrapt, is zijn leven nergens zeker.
| |
CatoblepasDe catoblepas is een wild en angstaanjagend dier, dat aan de Nijl leeft. Het is traag en niet bijzonder groot en het gaat gebukt onder het zware gewicht van zijn kop. Wie onverwacht op een catoblepas stuit en het dier in de ogen kijkt, blijft op slag dood. Dit dier lijkt op de vrouwen die hun haar in grote horens opgestoken dragen - de kapsels die zij torsen zijn een doorn in het oog des Heren. Als er een dwaas passeert en ongepaste blikken op hen werpt, wordt hij gegrepen door liefde en verliest hij zijn verstand, waardoor hij lichaam en ziel verspeelt en uiteindelijk de dood vindt.
De blik van de catoblepas is dodelijk
| |
[pagina 31]
| |
De Saracenen presenteren een chimaera aan hun vorst
| |
ChimaeraDe chimaera is een van de vele soorten dieren die voorkomen in het woeste Babylonië. Een vreemder dier is er bijna niet: het staat hoog op zijn voorpoten maar heeft een laag achterlijf. Jacobus van Vitry zegt dat de Saracenen veel moeite doen om chimaera's te vangen en het uitbundig vieren als ze er een buitmaken. Daarna trekken ze hun vangst kostbare kleren aan en bieden hem aan hun vorst aan als blijk van verering. De chimaera is de ziel, de vurige inspanningen van de Saracenen zijn de listen en lagen van de duivels, die dag en nacht op
Een duivel bemachtigt de ziel van een stervende
| |
[pagina 32]
| |
een kans wachten om een ziel te grijpen en als geschenk voor hun heer naar de plaats te brengen waar ze gepijnigd wordt, een dienst die ze met het grootste genoegen verrichten voor hun meester. Hoedt u voor dit duivelsgebroed!
| |
EaleDe eale lijkt volgens de boeken op een paard. Hij heeft de staart van een olifant, de onderkaak van een everzwijn en een pikzwarte vacht. Solinus noemt zijn horens, die meer dan een halve meter lang zijn, verschrikkelijke aanvalswapens. Volgens Jacobus van Vitry kan de eale in een gevecht naar believen één hoorn naar achteren buigen, terwijl hij zich van de andere bedient. Wanneer deze stomp en moe is geworden, laat hij hem rusten en richt hij snel de andere weer op. Dit dier verkeert graag in de nabijheid van rivieren.
| |
EenhoornUnicornus is de eenhoorn, ook bekend als espentijn. Zijn Griekse naam is rhinoceros, omdat hij een hoorn tussen zijn neusgaten heeft staan. Hij is klein in verhouding tot zijn kracht en heeft korte poten voor een dier dat zo groot is, schrijft Isidorus van Sevilla. De eenhoorn is zeer snel en kwaadaardig: geen jager kan hem vangen. Zijn vacht is geelblond. Zijn hoorn, die meer dan een meter lang is en ijzersterk, slijpt hij aan een steen zo scherp dat zelfs olifanten tegen hem het onderspit moeten delven. Speren boezemen hem geen angst in. Hij leeft hoog in de bergen en in onherbergzame en verlaten streken. De geleerden Jacobus van Vitry en Isidorus van Sevilla beschrijven hoe men de eenhoorn kan vangen zonder er jacht op te maken. Laat een maagd alleen in het woud: wanneer de | |
[pagina 33]
| |
De eenhoorn kan alleen gevangen worden door een maagd
eenhoorn verschijnt en haar ongerepte schoonheid aanschouwt, laat hij al zijn woestheid varen en zinkt hij in aanbidding voor haar neer. Hij vlijt gedwee zijn kop in haar schoot en valt vredig in slaap. Op dat moment komen de jagers te voorschijn, die hem vangen en doden of hem stevig vastgebonden als bezienswaardigheid naar het paleis van een adellijk heer brengen. Dit hardvochtige dier is volgens mij een zinnebeeld van de Zoon Gods, Die van eeuwigheid in de Vader was. Voordat Hij in de schoot van Maria afdaalde, was Hij in de hemel een onbarmhartig heerser en verbande Hij de gevallen engelen omwille van hun schandelijke hoogmoed naar de Hel. Op aarde stortte Hij zijn gramschap uit over ons aller stamvader Adam, om hem te straffen voor zijn ongehoorzaamheid. Zijn toorn keerde zich ook tegen de verdorven inwoners van Sodom, die zich aan onkuisheid bezondigden, en tegen de gulzige kinderen Israëls. Niemand ter wereld kon deze eenhoorn, deze enigge- | |
[pagina 34]
| |
boren Zoon, aangrijpen, behalve de Maagd Maria, die geen gelijke had in deze aardse woestenij. Door haar ootmoed en zuiverheid liet de God der Wrake zijn toorn varen. Hij daalde neer in haar onbevlekte schoot, waarin Hij zonder dat zij omgang had gehad met een man onze menselijkheid heeft aangenomen om ons heil te bewerken. In dit menselijke omhulsel is Hij in de schoot van de reine maagd gevangen door de jagers - dat zijn de joden. Zij hebben Christus vermoord, Die kort daarna opstond uit de dood en opvoer naar het koninklijk paleis van Zijn Vader, waar de heiligen God zien van aangezicht tot aangezicht.
| |
EgelDe erinaceus is ook bekend onder de naam cyrogrillus. In het Nederlands heet het dier ‘egel’, in het Vlaams ‘heerts’. Het lijkt op een speenvarken. Zijn hele lichaam - op zijn buik na - is bezet met stekels en bij het minste of geringste vermoeden van gevaar rolt hij zich op tot een bal, zodat hij veilig verscholen is in zijn wapenrusting. Zijn lichaam is verdwenen in zijn stekels en het is moeilijker om hem aan te raken, maar dat is te verhelpen door hem in warm water te doen. Ambrosius verzekert ons dat egels intelligente dieren zijn. Ze maken holen met twee uitgangen en kunnen lang van tevoren de windrichting voorspellen. Als de wind uit het noorden waait, sluiten ze ijlings de opening op het noorden af; komt de wind uit het zuiden, dan stoppen ze het gat op het zuiden dicht en maken ze de andere uitgang weer open. Het vlees van de egel heeft een verdrogende en laxerende werking en is versterkend voor de maag. Het is bovendien vochtafdrijvend en ook bruikbaar tegen de soort melaatsheid die ‘elefantiasis’ wordt genoemd. Hoe vetter de egel is, hoe meer geneeskracht hij bezit. | |
[pagina 35]
| |
Een gevilde egel lijkt op een varken. Egels zijn de enige dieren met twee anussen. Ze hebben testikels op de plaats waar zich bij vogels de nieren bevinden. Isidorus van Sevilla beschrijft hoe egels in de herfst in wijnstokkken klimmen en druiven op de grond laten vallen. Ze verzamelen de druiven, rollen zich eroverheen en nemen ze op hun stekels mee, tot vreugde van hun jongen. Met het vlees van een egel, dat verbrand is en gemengd met pek, kan men weer haar laten groeien op littekens, schrijft Plinius. Volgens Aristoteles paren egels staande: de Natuur geeft ieder schepsel wat het nodig heeft voor een tevreden leven.
| |
FurionsDe furions, schrijft Aristoteles, is niet alleen een wellustig, maar ook een gulzig dier, dat grote gevaren trotseert om aan voedsel te komen. Dit dier heeft geen lang leven. Waarom, vraagt u? - doordat het zo vreselijk hitsig is. Als de geslachtsdrift bezit neemt van de furions, raakt hij volkomen buiten zinnen. Zijn lusten zijn echter sterker dan zijn krachten en aangezien de natuur wellust die de grenzen van het natuurlijke overschrijdt niet toestaat, is wezens die zich niet kunnen inhouden geen lang leven beschoren. De furions paart op dezelfde manier als de mens: het vrouwtje ligt onder en het mannetje boven. Dit dier verdient onze lof omdat het zich in zijn onwetendheid niet overgeeft aan tegennatuurlijke handelingen, in tegenstelling tot verdorven mensen - maar daar zal ik liever over zwijgen.
| |
[pagina 36]
| |
HaasLepus is de Latijnse naam van de haas, een dier dat door veel mensen graag wordt gegeten. Hazen zijn erg laf en slaan snel op de vlucht. Overdag eten ze bijna niets, daar zijn ze te bang voor. De wezel speelt met de haas, maar bijt zijn speelgenoot de strot af zodra hij die bij de keel kan grijpen. Hazen veranderen om het jaar van geslacht. Als het nodig is, eten ze sneeuw. De geleerde Ambrosius schrijft over een land waar de hazen 's winters wit zijn en als het minder koud wordt hun oude vacht weer terugkrijgen. Oogaandoeningen kunnen worden genezen door de longen van een haas op de ogen te leggen. Fijngewreven hazelongen zijn goed tegen voetkwalen. Stremsel van de hazemaag (dat zeer lang bewaard kan worden) zuivert het lichaam van ziekten en hazevlees is goed voor mensen die een vochtige constitutie hebben. Hazen rennen bergopwaarts sneller voor de honden uit dan bergafwaarts - in het laatste geval wordt hun vaart geremd door hun korte voorpoten.
Hazen veranderen om het jaar van geslacht
| |
[pagina 37]
| |
Alleen de haas en de leeuw slapen met hun ogen wijd open. De Heilige Basilius schrijft dat hazen moeilijk te verdrijven zijn van plaatsen waar ze zich eenmaal gevestigd hebben, doordat ze zich met een onvoorstelbare snelheid vermenigvuldigen. Dit is een gunst die de Natuur aan de haas verleent, omdat hij de prooi is van bijna alle andere dieren. Als het vrouwtje haar eerste paar jongen werpt, bevindt zich in de baarmoeder al een ander paar met en een paar zonder haar, en een paar jongen dat net verwekt is. Esculapius zegt dat vierdendaagse koorts verdreven kan worden door een vers hazehart om de hals van de zieke te hangen. Het hart helpt ook tegen vallende ziekte. De gal geneest slechtziendheid. Een drank van verpulverde hazenieren is goed tegen blaasstenen, evenals het bloed, gedronken met warm water. De baarmoeder verzekert vrouwen van een mannelijk kind en het stremsel uit de maag, verpulverd en meteen ingenomen, heeft dezelfde uitwerking. Zo vond ik het beschreven.
| |
HondCanis is de Latijnse naam van de hond. Jacobus van Vitry vertelt ons dat honden dieren zijn die allerlei dingen kunnen leren. Hoewel ze graag slapen, bewaken ze huizen tegen misdadigers. Ze hebben hun meester zo lief dat ze niet zelden hun leven hebben gegeven om het zijne te beschermen. Daarom hoort men ze 's nachts vaak blaffen. Er bestaan ook veel verhalen over honden die hun meester hebben gewroken. De Heilige Ambrosius is een van degenen die daarover geschreven hebben. Plinius en Solinus schrijven dat de koning van Albania aan Alexander de Grote, toen deze op zou trekken om India aan te vallen, een hond stuurde die groter was dan men ooit had ge- | |
[pagina 38]
| |
zien.
Brakken zijn jachthonden die gebruikt worden om het wild op te jagen
Alexander was zeer verwonderd over dit dier en liet evers en beren brengen. De hond keurde hun geen blik waardig en bleef stil liggen, alsof hij geen trek had in zulke prooi. Hierop gaf Alexander bevel hem te doden. Toen de koning van Albania dit vernam, zond hij Alexander een tweede exemplaar van dezelfde soort en raadde hem aan het dier op de proef te stellen met leeuwen. Alexander liet een leeuw los, die door de hond ogenblikkelijk verscheurd werd. Een olifant verging het niet anders. Jacobus van Vitry schrijft dat een aantal honderassen moordenaars en dieven kan herkennen aan hun geur. Volgens verscheidene boeken zijn deze honden gevoed met vrouwenmelk en afgericht op mensenbloed. In de boeken worden drie soorten honden onderscheiden. De edelste zijn lange honden die hoog op hun poten staan en hard kunnen lopen. Dit zijn goede jachthonden, maar ze kunnen niet blaffen. Ach! deze edele jachthonden die niet blaffen worden met de dag machtiger! De edelen beheersen de kerkelijke goederen, waar Jezus zijn bloed om vergoot en die de leden van Christus toebehoren - alles is nu in handen van de adel. Dat deze honden niet blaffen wil zeggen dat ze niet prediken, want edelen verkondigen geen boodschap om het volk te beke- | |
[pagina 39]
| |
ren. Met roven voorzien ze in hun onderhoud en vrouwen verleiden is voor hen het hoogste goed: dat is de prooi waar ze op uit zijn. De tweede soort honden zijn de brakken, honden met lange, afhangende oren. Ze hebben een scherpe neus en kunnen het wild goed afmatten, al zijn ze niet zo snel. Er zijn er waarvan de reukzin zo goed ontwikkeld is, dat ze een eenmaal opgesnoven spoor in het bos niet kwijtraken voor ze het wild gevonden hebben. De derde soort zijn de huishonden, die niet zo hoog worden aangeslagen, maar zich dag en nacht nuttig maken als waakhond. Plinius schrijft dat honden iemand die op de grond zit zullen ontzien. Het is billijk dat iemand die zich vernedert voor degenen die kwaad in de zin hebben niet gebeten wordt. Honden komen blind ter wereld na een draagtijd van zestig dagen. De reu is vanaf zijn achtste maand geslachtsrijp, de teef als ze zeven maanden oud is. Sommige honden worden vijftien jaar oud, andere twintig. Dat ze bij het paren van achteren aan elkaar vastkleven, komt doordat ze zo hitsig zijn. Het beste jong is het jong dat het laatste gaat zien, of dat waar de moeder het meest van houdt. De meeste pasgeboren honden blijven twaalf dagen blind, sommige drie maanden. Dolle honden genezen als men de uitwerpselen van een kapoen door hun voedsel mengt. Wie door een dolle hond gebeten is, zal baat vinden bij de wortel van de wilde roos. Als een gewonde hond begint te janken, vallen zijn soortgenoten hem aan en bijten hem dood. Vanaf de tijd dat ze een jaar oud zijn, tillen honden hun poot op als ze urineren. Ze genieten ervan hun scherpe neus te gebruiken en besnuffelen elkaar onbeschaamd van achteren. De reu van de jachthond leeft tien jaar, de teef twee jaar langer. Bij al wat leeft, jachthonden uitgezonderd, leven de mannetjes langer dan de vrouwtjes. | |
[pagina 40]
| |
Aristoteles zegt dat zieke honden gras eten of een ander kruid en de kwade sappen uitspugen. Volgens sommigen kunnen honden niet zonder mensen leven. Met zijn tong kan de hond zijn wonden verzorgen. Als hij gewond is en de wond met zijn tong niet kan bereiken, likt hij aan zijn poot en bestrijkt daar de wond mee. Dat leert hij van de natuur. In het boek van de oude filosofen wordt een vreemd experiment beschreven: neem een ongespeend hondejong en een epilepticus, en leg het hondje op de borst van de zieke. Vaak betekent dat de redding van de zieke en de dood van het hondje. Een reu zal een teef niet bijten, tenzij hij ertoe gedwongen wordt: zo is het bij alle dieren. Schaam je daarom, hardvochtige man! Wie vrouwen niet spaart, is de naam van man niet waard. Het is een gewoonte van honden om schone plaatsen te bevuilen. Schoenen van hondeleer zijn goed tegen jicht, maar als honden ruiken dat iemand zulke schoenen draagt tillen ze hun poot op en wateren ze ertegenaan.
| |
HyenaDe hyena is een dier dat bij voorkeur op begraafplaatsen rondwaart en zich daar te goed doet aan de lijken. Plinius en Solinus schrijven dat hyena's zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsdelen hebben. Doordat hun ruggegraat één onbeweeglijk geheel vormt met hun halswervels, kunnen ze alleen achterom kijken door zich helemaal om te draaien. De hyena besluipt 's nachts in de woestijn herders en spitst zijn oren om hun namen op te vangen. De volgende nacht gaat hij naar hun hutten en roept hij hun naam om hen naar buiten te lokken en te doden. Vaak leren hyena's het geluid na te bootsen van iemand die ziek is en overgeeft. Mensen of honden | |
[pagina 41]
| |
De hyena lokt herders naar buiten door hun naam te roepen
die ze hiermee in de val kunnen lokken, verscheuren ze meteen. Wanneer de schaduw van een hyena op jachthonden valt die hem op het spoor zijn, kunnen ze niet meer blaffen. Alle dieren raken het spoor bijster nadat de hyena om hen heen is gelopen. Een andere wonderbaarlijke eigenschap van het dier is dat hij zijn kleur naar believen kan veranderen. Voor op zijn kop of in zijn ogen heeft hij een zeer bijzondere steen: wie deze steen onder zijn tong draagt kan in de toekomst zien, daar zijn alle geleerden het over eens. Hyena's zijn zo groot als een wolf en hebben de manen van een paard. Ze komen in groten getale voor in Afrika.
| |
KatMusio, dat is de kat. Jacobus van Vitry schrijft dat katten 's nachts muizen vangen die zich verborgen houden in donkere holen, 's Nachts hebben katten ogen als karbonkels. Het zijn onreine dieren, die op muizen en ratten jagen. Ze spelen met hun prooi en verslinden hem pas als ze hem op allerlei manie- | |
[pagina 42]
| |
ren gekweld hebben. Katten vangen ook giftige padden, maar als ze niet onmiddellijk daarna water drinken, sterven ze van dorst. Ze vallen slangen aan zonder door hun gif gedeerd te worden. In de paartijd worden katten wild en zwerven ze rond op zoek naar een soortgenoot om mee te paren. Ze vechten fel met andere katten om het gebied te verdedigen waarbinnen ze op muizen jagen. Als katten geaaid worden, zetten ze een hoge rug op. Ze zoeken graag warme plaatsen op en schroeien daardoor vaak hun vel. Als hun snorharen korter worden gemaakt, veranderen ze in bangelijke dieren. Om katten die te ver van huis weglopen tammer te maken, moet men hun oren inkorten: katten zijn namelijk voor niets banger dan voor regen in hun oren.
| |
LeeuwLeo, de leeuw (die hier in Vlaanderen liebaard wordt genoemd) is de koning der viervoetige dieren, lezen we in de geschriften van Solinus. Er zijn drie soorten leeuwen. Leeuwen van de eerste soort zijn klein en hebben een ruwe vacht en krullende manen. Deze leeuwen zijn niet sterk en niet vurig. Andere leeuwen, die bij de leeuwin verwekt worden door de wilde pardus, zijn nobel noch moedig en hebben geen manen. De edele leeuwen daarentegen zijn groot en gladharig, sterk, snel en onverschrokken. Ze hebben een nobele inborst en kennen geen valsheid. Ze zien ieder recht in de ogen en verlangen van anderen dezelfde oprechtheid. Hun gemoedsgesteldheid kan worden afgelezen aan hun voorhoofd en hun staart. De kracht van leeuwen schuilt in hun borst en voorpoten. Leeuwen zijn zo heet dat ze op ieder moment tot paren bereid zijn. De leeuwin werpt de eerste keer vijf jongen. Het tweede nest bestaat uit vier jongen, het derde uit drie, het | |
[pagina 43]
| |
De leeuw wekt zijn jongen tot leven met zijn gebrul
vierde uit twee en het vijfde uit één jong. Daarna krijgt de leeuwin geen jongen meer. Ze heeft niet meer dan twee kleine tepels, midden op haar buik. Augustinus zegt dat de welpen pas drie dagen na de geboorte door het klaaglijke brullen en briesen van hun vader worden gewekt uit een slaap die niet van de dood is te onderscheiden. In de werken van Solinus staat dat een leeuw niet snel kwaad wordt, tenzij iemand hem pijn doet, maar wanneer zijn woede eenmaal gewekt is, zijn de gevolgen fataal. Hij spaart echter degenen die zich voor hem op de grond werpen: daarin toont hij zich een heer. Waarom hebben lieden die de leeuw niet in hun hart dragen, hem wel op hun schild staan? Als zulke helden op tegenstand stuiten, laten ze zich snel verjagen, maar voor de armen en de overwonnenen kennen ze geen pardon. Als een ontsnapte gevangene daarentegen het pad van een leeuw kruist, zal deze hem geen haar krenken. Mensen doodt een leeuw alleen wanneer hij anders zou omkomen van de honger, en dan nog bij voorkeur mannen - is dit niet nobel? - en liever vrouwen dan ongerepte maagden. Als een leeuw slaapt, blijven zijn ogen geopend. Als hij over zand of sneeuw loopt, wist hij zijn sporen uit met zijn staart, zodat mensen hem minder gemakkelijk kunnen volgen. | |
[pagina 44]
| |
De luipaard is het bastaardkind van de leeuwin
Onder elkaar laten leeuwen hun bloeddorst varen; soortgenoten laten ze ongemoeid. Leeuwen slaan met tegenzin op de vlucht wanneer de jager hun spoor gevonden heeft, schrijft Solinus, en houden na een korte afstand stil alsof ze in het geheel niet bang zijn. Dit doen ze zolang ze zich in het open veld bevinden, alsof ze zich schamen om voor iemand opzij te gaan. Maar zodra ze het woud bereiken en er zeker van zijn dat niemand hen weg ziet rennen, vluchten ze met al hun krachten voor de jager en zijn honden. Leeuwen bespringen hun prooi, maar als ze voor honden op de vlucht zijn, kunnen ze niet meer springen. Als een leeuw op een harde ondergrond loopt, trekt hij net als een kat zijn nagels in zodat ze minder snel stomp worden. Wanneer hij ergens heen snelt, schiet hij door zijn grote kracht zijn doel voorbij. Als hij honger heeft, trekt de leeuw met zijn staart een grote kring op de grond en stoot hij een bloedstollend gebrul uit. Geen dier binnen de cirkel kan daarna nog de moed opbrengen om de aangegeven grens te overschrijden. Ambrosius schrijft dat dit wonderbaarlijk is, omdat veel dieren die door hun snelheid zouden kunnen ontkomen, als aan de grond genageld blijven staan. | |
[pagina 45]
| |
De leeuw, die zich in alle opzichten gedraagt als een koning, versmaadt het gezelschap van andere dieren en trekt misprijzend zijn neus op voor overgebleven voedsel. Alle viervoetige dieren vrezen de leeuw, maar de leeuw leeft in angst voor de schorpioen - bij het zien van zijn giftige vijand slaat hij ogenblikkelijk op de vlucht. Een in het nauw gedreven leeuw is bang voor speren, maar vuur boezemt hem de meeste angst in. Hij is ook bang voor het geluid van wagens en voor witte hanen. Om hem te temmen kan men voor zijn ogen een hond afranselen: de leeuw zal denken dat de man die dat doet hem even makkelijk kan bedwingen als de hond die hij hoort janken. Leeuwen worden nooit vet. Ze eten bewust met mate en als ze toch iets te veel eten, trekken ze het met hun klauwen weer uit hun keel. Als ze ziek worden, genezen ze zichzelf door een aap te eten of door hondebloed te drinken. Als leeuwen vriendelijk gestemd zijn - wat zelden voorkomt - ligt hun staart stil. Als ze slecht geluimd zijn slaan ze met hun staart. Ze prenten zich het uiterlijk in van de man die hen verwond heeft en storten zich zonder bedenken op hem zodra ze hem weer zien, al wordt hij omringd door een grote menigte. Wanneer een lid van een jachtgezelschap op een leeuw schiet en mist, werpen de leeuwen de jager tegen de grond. Dat is de enige manier waarop ze hem laten boeten. Het vlees van de leeuw is zeer heet en het hart is werkelijk buitengewoon heet: daarom zet men leeuwevlees voor aan mensen met een koude constitutie. De botten van een leeuw zijn zo hard dat er vuur uit geslagen kan worden, zoals uit stenen. De holte erin is erg klein en ze bevatten - de ribben uitgezonderd - geen merg. Leeuwevet (dat heter is dan dat van de andere viervoetige dieren) is een probaat middel tegen gif. Een mengsel van leeuwevet met wijn houdt alle dieren op een afstand als de huid ermee is ingewreven. Leeuwevet gemengd met rozenolie geneest het gelaat van alle onvolkomenheden en | |
[pagina 46]
| |
maakt het stralend en gezond. De leeuw kan zijn kop niet omdraaien, omdat zijn hals uit niet meer dan een enkel bot bestaat. Hij heeft tanden als een hond, maar groter, zoals dat past bij een dier als de leeuw.
| |
LeontophonosDe leontophonos, schrijft Solinus, is een klein dier, dat men verbrandt om de as te strooien op plaatsen waar leeuwen komen - de minste of geringste aanraking met deze as betekent een wisse dood voor de leeuw. Wanneer de leeuw de leontophonos in zijn klauwen krijgt, kent hij geen genade en verscheurt hij hem, hoewel hij daardoor ook zijn eigen dood bezegelt. De leontophonos kan ook alleen met zijn urine de leeuw doden. Spaar de zwakken, grote heren! Het lot kan soms een verrassende wending nemen…
| |
LynxDe lynx, lezen we in de Lapidarius en bij Jacobus van Vitry (die hierin Plinius volgt), heeft zulke scherpe ogen dat hij door muren heen kan kijken. Hij krijgt nooit meer dan één jong. Zijn tong lijkt op die van een slang en steekt altijd in zijn volle lengte uit zijn bek. Hij heeft een sterk gedraaide hals en verscheurende klauwen. Deskundigen schrijven dat zijn urine stolt tot een kostbare en zeldzame edelsteen, de ligurius. Omdat de lynx de mensen ieder voordeel misgunt, bedekt hij zijn urine met zand, maar zijn naijver kan niet verhinderen dat de urine in een edelsteen verandert. De ligurius geneest diverse aandoeningen, maar het is vooral een goed middel voor mensen die lijden aan verstopping. Die kwaal verdwijnt als men water drinkt waarin de steen | |
[pagina 47]
| |
De urine van de lynx verandert in een kostbare edelsteen
gewassen is. Wie de kleur in zijn gezicht is kwijtgeraakt, krijgt door deze steen weer een gezonde gelaatskleur. Lynxen komen voor in India.
| |
MantichoraDe mantichora is volgens Plinius en Solinus een echt monster: hij heeft het gezicht van een mens, maar met gele ogen en rood haar, en ziet er verder bijna helemaal uit als een leeuw. Zijn staart eindigt in een vlijmscherpe punt en zijn stemgeluid heeft de aangename klank van een blaasinstrument. Er is niets waar de mantichora meer van houdt dan van mensenvlees. Hij kan zich snel als de wind voortbewegen en zijn gebit bestaat uit een driedubbele rij tanden.
| |
MolDe talpa heet in het Vlaams ‘mol’. Het is een blind dier, dat zijn hol onder de grond maakt. De mol houdt van aarde, omdat hij | |
[pagina 48]
| |
daaruit ontstaan is, en leeft van de wormen die hij in de aarde vindt. Boeren bezorgt hij vaak overlast, doordat hij de wortels van het koren opeet. Soms eet hij zelfs aarde. Zijn haar is dik, zijn huid pikzwart. Melaatsheid is meer dan eens genezen door het gezicht van de zieke in te wrijven met de as van een verbrande mol, vermengd met het wit van een ei. Mollebloed laat weer haar groeien op een kaal hoofd. Aristoteles zegt dat alle dieren die paren ogen hebben, uitgezonderd de mol. Toch zal iemand die het vel opensnijdt op de plaats waar ze zich zouden moeten bevinden daar inderdaad ogen aantreffen, ook al is het dier van nature blind. Dit is weer een bewijs van de edelmoedigheid van onze Schepper, die elk schepsel geeft wat het toekomt: de mol heeft immers geen ogen nodig. Plinius zegt dat geen dier zo'n scherp gehoor heeft als de mol, die in zijn duistere gangen alles hoort; en dat is een wonder, omdat geluid zich altijd in opwaartse richting voortplant.
| |
MuisMus, de muis, is een diertje dat verzot is op brood. De geur van muizen jaagt olifanten op de vlucht. Muizen zijn tot alles in staat om eten te bemachtigen, maar wanneer ze water drinken, gaan ze dood, zegt Aristoteles. De Libische muizen, schrijft Plinius, sterven inderdaad als ze water drinken. De hooggeleerde Basilius zegt: in de Egyptische stad Thebe is het land in een oogwenk vergeven van de muizen zodra de warme zomerregens beginnen te vallen. Als er honderd kazen in een huis liggen, nemen ze daar de beste van. In sommige landen komen witte muizen voor, in andere rode, maar over het algemeen zijn ze grijsachtig wit. Er is ook nog een ander soort muis, de rat. Dat zijn smerige beesten! Als de urine van hitsige ratten op iemands huid valt, | |
[pagina 49]
| |
rot al het vlees weg. Soms, zegt men, planten ratten zich razendsnel en massaal voort, om vervolgens weer allemaal in korte tijd uit te sterven, terwijl er toch van de dode dieren geen spoor te bekennen is. Op Westvoorne komen geen ratten voor, daar kan de schrijver van dit boek voor instaan. In het Oosten zijn muizen gezien zo groot als vossen, die de dieren doodbijten en de mensen veel pijn doen. Ook in Arabië moeten grote muizen voorkomen, met voorpoten die meer dan een handpalm breed zijn, maar met kleine achterpoten.
| |
OlifantDe elephas is de olifant. Het is een groot en sterk dier. Aan zijn bek hangt een lange slurf, die hij overal voor gebruikt. Die slurf heeft hij nodig omdat hij groot is en zich niet naar de grond kan buigen: zonder de slurf, waarmee hij eten en drinken naar zijn bek brengt, zou hij zich niet van voedsel kunnen voorzien. Bij Jacobus van Vitry lezen we dat olifanten op het slagveld met hun slurf slaan en er hun vijanden mee grijpen. Door hun moed en trouw zijn het in de oorlog zeer bruikbare dieren. Hun strijdlust neemt nog toe wanneer iemand ze rode wijn of bloed laat zien. Perzen en Indiërs trekken ten strijde met olifanten die gevechtstorens met vijftig soldaten dragen en breken daarmee door de vijandelijke linies heen - niets houdt daartegen stand. Het geluid dat olifanten uitstoten is zo krachtig dat het iedereen angst aanjaagt. Olifanten hebben grote slagtanden, die naar boven zijn gebogen en meer dan een meter lang zijn. Van deze tanden worden krachtige en kostbare geneesmiddelen gemaakt. Het poeder dat overblijft als ze verbrand zijn, stelpt neusbloedingen en stopt diarree; het is bovendien het beste middel om menstruatie te stoppen en het geneest bloedende aambeien. Van het poeder moet een drank gemaakt worden met sap van de weegbree. | |
[pagina 50]
| |
Links: Olifant met gevechtstoren
Rechts: Olifant gevangen en gedood door twee naakte maagden Olifantstanden zijn gemaakt van het fijnste ivoor, maar de rest van het skelet is minder waardevol en heilzaam. De slagtanden van de mannetjes zijn naar boven gebogen, die van de vrouwtjes zijn recht; de kromste tanden zijn het meeste waard. In oude boeken kan men lezen hoe men olifanten op het spoor komt en vangt. Twee meisjes die nog maagd zijn lopen naakt de wildernis in. Een van hen draagt een kelk, de ander een zwaard, en ze lopen uit volle borst te zingen. Zodra de olifant hen hoort, komt hij naar hen toe en als hij de maagden ziet, likt hij hun kuise ledematen, hun borsten en hun naakte lichaam, want olifanten houden van alles wat zuiver is. Hij geniet er intens van en valt weldra in slaap. Het ene meisje steekt dan zonder dralen het zwaard in zijn lijf, het andere vangt het bloed op van het stervende dier. Met het bloed worden koningsmantels purperrood geverfd. Zo heb ik het gelezen. Het bloed van de olifant is het zinnebeeld van het dierbare bloed dat uit Jezus' zijde stroomde. De maagden zijn de twee wetten, het Oude en het Nieuwe Verbond, waar joden en christenen onder zijn gesteld. Synagoge, de verraderlijke joodse | |
[pagina 51]
| |
maagd, is degene die Jezus' zijde doorboort; Ecclesia, de Kerk, vangt in de miskelk het bloed op waarmee het vlees van Jezus, Zijn prachtige purperen koningsmantel, zo wondermooi werd geverfd. Daarom zingt de bruid in het Hooglied: ‘Mijn geliefde is blank en rood, uitblinkend boven tienduizend.’ Nu zult u kunnen lezen hoe olifanten getemd worden. De bijzonderheden daarover zijn te vinden in de Glosse op het Woord Gods. Als het dier eenmaal met de voorgeschreven listen gevangen is, wordt het door een van de jagers vreselijk afgeranseld. Vervolgens verschijnt degene die het dier aan zich wil onderwerpen en jaagt de eerste man weg. Dat maakt de olifant zo dankbaar dat hij degene die hem van de pijn heeft verlost met eerbied bejegent en altijd zal gehoorzamen. Dit zou voor ieder mens een les moeten zijn en een reden om Christus te danken, Die hem van zijn eeuwige vijand de duivel heeft verlost. Tussen de olifant en de draak heerst een onverzoenlijke vete. De draak, een groot en sterk monster, ligt op de loer bij plaatsen
Synagoge en Kerk
| |
[pagina 52]
| |
waar de olifanten zich verzamelen. Eerst slaat hij zijn staart om de poten van de olifant, maar daar kan deze zich met zijn slurf vlug van bevrijden. Ogenblikkelijk verplaatst de draak zijn aanval naar de ogen en neusgaten van zijn tegenstander, want daar baat zijn slurf hem niet. Vervolgens zuigt het monster het bloed uit de olifant. De geleerde Plinius zegt: draken zijn zo groot dat al het bloed nauwelijks genoeg is voor één teug. Het olifantebloed stijgt de draak naar het hoofd. De olifant, verzwakt door bloedverlies, stort ter aarde en verplettert in zijn val soms zijn vijand. Hoor nu op welke manier de olifant de draak overvalt: hij spoort zijn slaapplaats op, onder een rots of onder een boom, en bedelft hem onder een zware massa stenen. Er zal nooit een einde komen aan de vijandschap tussen draak en olifant: als olifanten op een draak stuiten, trappen ze hem dood. Aristoteles schrijft dat olifanten paren als de vrouwtjes tien en de mannetjes vijf jaar oud zijn. De paartijd duurt twee jaar, maar ze benutten slechts twee dagen van ieder jaar om te paren, meer niet. Het zijn zulke kuise en preutse dieren dat ze in het verborgene paren en niet terugkeren naar de kudde voordat ze zich gewassen hebben in het stromende water van een rivier. Er wordt niet gevochten om de vrouwtjes, want olifanten plegen geen overspel. Mensen, neem toch een voorbeeld aan het beschaafde gedrag van deze redeloze dieren! Als ze paren beklimt het mannetje het vrouwtje. De moeder loopt twee jaar rond met het jong in haar buik en brengt het ter wereld in een beek, omdat een val op het vasteland een wisse dood zou betekenen voor het jong. Soms brengen olifanten hun kalveren uit angst voor draken dadelijk na de geboorte naar een eiland. Het mannetje blijft altijd in de nabijheid van het vrouwtje als ze moet kalven. De geleerde Solinus beweert dat olifanten maar één keer dragen, maar het is zoals ik schrijf: het is gebleken dat ze drie tot vijf keer drachtig kunnen worden. Als een olifant een muis ziet, siddert hij van angst en slaat hij | |
[pagina 53]
| |
op de vlucht. Is dat niet hoogst verwonderlijk? Wonderbaarlijk zijt Gij, Here God, in al Uw werken! De olifant, die paarden angst inboezemt, is zelf bang van muizen… Olifanten worden driehonderd jaar oud. Ze kunnen niet tegen kou. Tamme olifanten buigen voor de koning. Om te rusten moet een olifant op zijn achterste gaan zitten, met zijn voorpoten recht vooruit en met zijn rug tegen een boom geleund. Als de boom breekt, valt hij op de grond en kan hij niet meer opstaan. Soms zagen jagers de boom half door. Dan briest de olifant geweldig. Het misbaar dat hij maakt is een hulpsignaal voor de andere olifanten, die klaaglijk trompetteren als ze hem niet kunnen helpen. Soms helpen de kleine olifanten hem met vereende krachten weer op de been met hun slurf, zodat hij kan ontkomen. Als ze daar niet in slagen blijft hij in gevangenschap achter. Olifanten hebben geen knieën, alle vier hun poten zijn zo stijf als steunbalken: daardoor kunnen ze zich niet oprichten als ze zijn gevallen. Wind is zeer schadelijk voor een olifant. Alle olifanten drinken graag wijn. Ze blijven groeien tot ze veertig jaar oud zijn. Olifanten houden van rivieren.
| |
OnocentaurusDe onocentaurus, schrijven Adelinus en Isidorus van Sevilla, is veeleer een monster dan een dier: volgens de boeken heeft dit wezen een ezelskop en een mensenlichaam. Adelinus geeft daar een wonderlijke verklaring voor: hij beweert dat deze monsters ontstaan uit de paring van ezels met mensen. Daar is echter veel tegen in te brengen. Andere geleerden zeggen dat het dier van onderen een paard is en het bovenlijf van een mens heeft. Zijn kop en zijn gezicht zijn bedekt met borstelig haar en hij heeft de | |
[pagina 54]
| |
De onocentaurus heeft een ezelskop en het lichaam van een mens
armen en de handen van een mens. Wanneer hij wil spreken bewegen zijn lippen als bij iemand die spreekt, maar praten kan hij niet. Hieronymus schrijft dat de Heilige Antonius dit dier gezien heeft in een bos, maar hij twijfelt eraan of dit monster door de natuur was voortgebracht of dat het een drogbeeld was van de duivel. Toch wordt er gezegd dat men in het Oosten dergelijke dieren kent, en ook veel andere wonderen die de Natuur geschapen heeft als een bewijs van de almacht van God.
Sint-Antonius ontmoet een onocentaurus
| |
[pagina 55]
| |
Met zijn schitterende vacht en zijn geurige adem lokt de panter de dieren
| |
PanterDe panthera is de mooiste van alle dieren, zegt Solinus: zijn vacht is bedekt met appelronde vlekken en schitterend gekleurd - blauw, geel, rood, zwart, wit, het is een lust voor het oog. De panter is opvallend zachtaardig. Zijn enige vijand is de draak. Physiologus zegt dat de panter allerlei geurige kruiden eet, totdat hij verzadigd is en zich terugtrekt in zijn hol, waar hij drie dagen blijft slapen. Daarna stoot hij een zeer bijzonder geluid uit. Alle dieren die dit horen worden aangetrokken door de heerlijke geur die hij verspreidt en volgen hem, maar uit angst voor zijn monsterlijke kop blijven ze op veilige afstand. Alleen de draak vlucht door vrees overmand naar zijn hol. Als de panter merkt dat zijn kop de dieren afschrikt, verbergt hij hem in het struikgewas. De rest van zijn lichaam laat hij eruit steken, omdat dat immers zo mooi is. Alle dieren worden mis- | |
[pagina 56]
| |
leid door zijn geur en zijn uiterlijk: de panter stort zich op de dieren die zich om hem heen verzameld hebben en grijpt moeiteloos zijn prooi. Op zijn schouders heeft de panter een maanvormige vlek, die iedere maand groeit en krimpt met het wassen en afnemen van de maan. Panters krijgen niet meer dan één keer jongen: de welpen scheuren hun moeder van binnen open met hun klauwen, zodat ze daarna geen jongen meer kan baren.
| |
PegasusDe pegasus is een afschuwwekkend dier dat voorkomt in Ethiopië, zegt Plinius in zijn boek over de natuur. Hij is zo groot als een paard en heeft de vleugels van een arend, maar dan veel groter. Op zijn kop staan grote horens. Zo vervaarlijk is hij dat hij alles wat hij tegenkomt vrees inboezemt. Met vleugels en poten kan dit vliegende paard zo'n snelheid ontwikkelen, dat
De pegasus is de schrik van alle dieren
| |
[pagina 57]
| |
hij als een wervelwind voorbij komt stormen. Hij heeft veel voedsel nodig. De pegasus is de schrik van alle dieren, maar het meest heeft hij het op de mens voorzien.
Jesaja staat in voor het bestaan van de pilosus
| |
PilosusDe pilosus is een wildeman, daar is geen twijfel over mogelijk, want Jesaja spreekt over dit wezen in zijn profetieën. De Glosse tekent bij dit woord aan dat de pilosus van boven een man is en van onderen een dier. Albertus Magnus voegt hieraan toe dat de koning van Frankrijk in zijn tijd bezoek kreeg van een dier zo groot als een hond. Het had ook een hondekop, maar de rest van zijn lichaam was dat van een mens. Zijn hals en ledematen waren naakt, maar zijn rug was behaard. Hij dronk graag wijn en pakte zijn voedsel met zijn handen, zoals een mens. Hij stond ook rechtop zoals een mens en gedroeg zich vriendelijk tegenover dames. Hij kon bovendien feilloos mannen van vrouwen onderscheiden en bezat een geslachtsdeel van ongehoorde, | |
[pagina 58]
| |
dierlijke afmetingen. Wanneer dit dier kwaad werd gemaakt duurde het lange tijd voordat het weer tot rust kwam, maar als het mak was gedroeg het zich heel fatsoenlijk.
| |
TijgerDe tigris is volgens Solinus het snelste dier dat er is. Zijn vacht is geel en bedekt met ronde vlekken. Tijgers zijn berucht om hun woeste karakter. Ook al is iets nog zo ver weg, als hun woede gewekt is zullen ze het achtervolgen. Niemand weet dat beter dan de jager die de welpen van de tijger rooft: als hij zich niet in de nabijheid bevindt van een rivier of van de zee, heeft hij geen schijn van kans om te ontkomen. Plinius vertelt ons echter hoe dit roofdier misleid kan worden. Zodra de jager de welpen heeft buitgemaakt en het moederdier ontdekt dat het nest leeg is, achtervolgt ze de rover. Als hij haar hoort naderen wordt hij bang en gooit hij een van de welpen op de grond. De moeder ziet het jong liggen, brengt het terug naar het nest en hervat de achtervolging. Als de jager haar weer dichterbij hoort komen, gooit hij een tweede welp op de grond. En weer zal de moeder het jong in het nest terugleggen, voordat ze met al haar krachten achter de rover aan jaagt, die deze list net zo lang herhaalt totdat hij het schip bereikt heeft. Tijgers hebben zo veel jongen dat het voor de jager mogelijk is om op deze manier te ontkomen. Ambrosius beschrijft een andere manier om de jongen te bemachtigen. Jagers nemen als ze de tijgernesten leeg gaan roven glazen ballen mee naar het woud, die aan de binnenkant zo zijn beschilderd alsof er een jong in zit. Als de moeder hen achtervolgt, werpen ze de ballen op haar pad. Ze denkt haar jong te zien, blijft staan en trapt het glas stuk, maar kan niets vinden in de scherven. Nog woester dan tevoren rent ze verder, stuit weer op een glazen bal en jaagt, zodra ze die gebroken | |
[pagina 59]
| |
heeft, met verdubbelde krachten achter de rovers aan. Op deze wijze wordt ze net zo lang bedrogen tot ze zowel haar jongen als de kans op wraak verspeeld heeft, en de jagers zich in veiligheid hebben weten te brengen. Naar dit snelle dier is de snelstromende Tigris vernoemd, een van de rivieren uit het Paradijs. Deze roofdieren komen veel voor in Hyrcanië.
| |
WezelMustela kennen wij als de wezel, een sluw roofdier, dat zijn jongen voortdurend van de ene plaats naar de andere draagt om te voorkomen dat ze ontdekt worden. Wezels wonen in holen. Ze vangen slangen en muizen. Wanneer ze een slang aanvallen dragen ze wilde ruit voor zich uit om het gif te verdrijven. Wezels beschikken van nature over kennis van medicijnen. Als de wezel zijn jongen dood vindt, haalt hij een bepaald kruid dat ze weer tot leven wekt. Wezels loeren op slangen en muizen. Op het eiland Pordoselene leven geen wezels. Solinus heeft beschreven dat de wezel zelf sterft korte tijd nadat hij de basilisk, die mensen doodt met zijn blik en alle dieren met zijn adem, heeft doodgebeten. De gal van de wezel is naar men zegt een middel tegen het gif van de aspis. Het boek Koiranides, dat de oude wijsheid bevat, zegt dat men een wezel moet doden en koken in olijfolie, tot hij volledig verteerd is. Pers vervolgens de olie door een doek. De kostbare zalf die nu ontstaan is, is goed tegen jicht, voor de zenuwen en tegen voetkwalen.
| |
[pagina 60]
| |
WolfDe lupus - ‘wolf’ in onze taal - is een vals en kwaadaardig dier, onverzadigbaar en roofzuchtig. In sommige boeken wordt beweerd dat wolven verwilderde honden zijn. Wolven huilen, maar ze blaffen niet, zoals honden doen. Wanneer een wolf die een schaap heeft geroofd achtervolgd wordt, ontkomt hij met zijn prooi door het schaap zo voorzichtig bij de vacht te dragen dat het dier zich niet verroert. Ambrosius vertelt dat iemand die door een wolf verrast wordt zijn stem verliest wanneer het dier zijn giftige blik op hem richt, maar wanneer de mens de wolf als eerste ziet, verliest het roofdier zijn woestheid. De wolf zal aanvallen als hij merkt dat zijn slachtoffer zo hees is dat het niet om hulp kan roepen. De Heilige Ambrosius raadt aan om in dat geval alle kleren uit te trekken en in elke hand een steen te nemen. De wolf zal aarzelen als hij ziet dat zijn prooi niet langer weerloos is. Sla als hij u toch achtervolgt een kruis of leg een steen neer tussen u en de wolf - dat zal hem spoedig afschrikken, omdat hij denkt dat hij met een strik gevangen wordt. Experimentator vertelt dat wolven wilgeloof in hun bek
Wolven zijn onverzadigbaar en roofzuchtig
| |
[pagina 61]
| |
nemen en zich daarmee bedekken om geiten, die van de blaadjes komen eten, in de val te lokken. Als ze over droge bladeren lopen, voorkomen ze gekraak door hun poten nat te maken met hun tong - is dat niet buitengewoon slim? -, uit angst om aangevallen te worden door honden. 's Nachts zien wolven beter dan overdag. In de paartijd, die twaalf dagen per jaar duurt, verzamelen wolven zich in groepen. Eén wolf begint te huilen en de anderen volgen zijn voorbeeld - het is dan nog gevaarlijker zich in hun nabijheid te bevinden, omdat ze in die periode kwaadaardiger zijn dan gewoonlijk. Als wolven honger hebben, eten ze aarde. Ze eten ook aarde om zichzelf zwaarder te maken wanneer ze het op een os of op een paard voorzien hebben. Ze slaan hun tanden in de zwakste plekken en werpen het dier tegen de grond. Nadat ze hun prooi gedood hebben, braken ze de aarde weer uit en beginnen ze te eten. Plinius is ervan overtuigd dat wolven hun soortgenoten altijd laten delen in de buit. In de blaas van de wolf bevindt zich een steen, de syrites, waarmee men bepaalde mensen veel pijn kan doen. Wolven zijn altijd mager, omdat ze hun voedsel niet kauwen. Het kunnen menseneters worden wanneer ze een lijk vinden en ervan eten, want daarna kunnen ze de heerlijke smaak van mensenvlees niet meer vergeten en wagen ze er zelfs hun leven voor. Als ze verjaagd worden nemen ze hun jongen mee naar de nieuwe plaats waar ze naar toe gaan. Wolven kunnen heel oud worden. De wonden die ze met hun klauwen en hun tanden toebrengen zijn giftig en worden met dezelfde middelen genezen als de beten van dolle honden. De kleinste soort wolven zijn de meest vermetele. Net als honden kunnen wolven getemd worden, maar ze zullen van nature altijd voor jagers op de vlucht slaan en als ze | |
[pagina 62]
| |
Als een wolf een schaapskooi binnendringt, bijt hij alle schapen dood voordat hij begint te eten
kleine dieren in het oog krijgen, zoals lammeren of schapen, zullen ze die ongeacht de gevolgen doodbijten. Er wordt wel gezegd dat wolven die op schapejacht gaan in de poot bijten die een tak laat kraken, om hem te leren geen gerucht te maken. Overgebleven prooi begraaft een wolf altijd. Wanneer hij honden in zijn klauwen krijgt, bijt hij ze dood en begraaft hij ze. Als een wolf een schaapskooi binnendringt, bijt hij eerst alle schapen dood voordat hij begint te eten. Epilepsie kan genezen worden door het hart van een wolf tot as te verbranden en direct op te drinken. De zieke moet zich in het vervolg wel onthouden van de omgang met vrouwen. En misschien bezit ook dit middeltje enige waarde: snijd een riem uit een wolvehuid en knoop die om uw middel als u geplaagd wordt door kramp in maag en ingewanden. Ik zal niet zeggen dat het waar is, maar het is een kleine moeite om het te proberen. Het gedroogde hart van een wolf verspreidt een sterke geur. |
|