Drie liederen aan mijn medeburgers(1832)–Aeneas Mackay– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] De stervende grijsaard aan zijnen zoon, vrijwillig dienst nemende. Mijn zoon, kom tot uw' grijzen vader, Wiens ziel ontgloeit van nieuwe vreugd, En treed in 't wapentuig hem nader, Herinner hem zijn vroege jeugd! Mijn zoon, nu kan ik dankend sterven, Het nageslacht is niet ontaard: Nog wil het goed en leven derven, Als men zich tegen Neêrland schaart. Geen vreemde moet u wetten geven, o Waak voor onafhanklijkheid: Het is uw pligt voor haar te sneven, God wil en zegent zulk een strijd! [pagina 22] [p. 22] Als Engeland ons wil regeren, Met 't helsche Frankrijk zamenspant Om onze vrijheid te verteren, Dan strijd en sterf voor 't Vaderland! De vrijheid ons van God gegeven, Door onze vaderen bestreên, Zij u meer waard, dan 't nietig leven: Met haar vliegt ons geluk daar heen. Mijn zoon, wil mij nog eenmaal hooren, Mijn laatste bede is, ‘zie op God!’ Wat thans de duivel moog verstoren, Een almagt stuurt uw gansche lot. Vaarwel! de hoorn schalt! ten strijde! Snel heen! geef mij voor 't laatst uw hand, En blijft gij u aan Neêrland wijden, Dan zie 'k u ginds in 't Vaderland! Vorige Volgende