Drie liederen aan mijn medeburgers(1832)–Aeneas Mackay– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] I. 1 October 1830. Herdenkt uw afkomst, ô bataven! Herdenkt wie uwe vaders zijn, Die u en deugd en vrijheid gaven En uwen naam, van schande rein. Ook gij, gij hebt geen juk verdragen, Tot slaven zaagt g'u nooit verlagen, Hoe naauw in het gevaar gebragt. Dan werdt g'ontvonkt, toen gij uw vadren In uwen geest zaagt tot u nadren, En 't juk vervloekt hebt en veracht. Euroop' moest van ons wijsheid leeren, Niet om naar Oost of West te gaan, Maar om als man, de vrijheid t' eeren, En in de grootheid vast te staan! Vrij mogt een ander beter droomen, Tot hooger idealen komen, Tot meerder vrijheid kwam hij niet. Nog was 't verstand bij hem aan 't dwalen, Toen gij zijn aandacht kondt bepalen, En op uw wijsheid staren liet. [pagina 8] [p. 8] En zult gij 't nu dan koel verdragen, Dat op den Nederlandschen grond, Verwaat'nen uwen roem verlagen, En dat uw moed hen niet weerstond? En zoudt g' als leeuwen niet ontwaken, Uw vijand niet met fierheid naken, En schudden stout de manen af? Om aan die muiteren te leeren, Hoe zij de vrijheid moeten eeren, Die Neêrlands leeuw hun eenmaal gaf! En waar, waar zijn uw jongelingen, Wier jeugdig hart ontgloeit en brandt, Om trots den haat der vreemdelingen, In 't vuur te staan voor 't Vaderland? Gewis die zoo veel deugden erven, Zij zullen met geen schande sterven, Maar toonen wat bataven zijn; Die vreemde zeden trotsch verachten, En fier zijn op hun eigen krachten, Goddank! van waan en grootspraak rein. Denkt aan uw broeders in het Zuiden, Die branden door denzelfden gloed, En 't aan Europa zullen duiden, Hoe 't oproer zijne misdaad boet! Bataven, wilt het altijd toonen, Dat burgers hier in eendragt woonen, [pagina 9] [p. 9] En hand aan hand als broeders gaan, Nooit moogt ge met dien eernaam noemen Hen die en wet en pligt verdoemen, Naar 't leven onzer vrijheid staan. Herdenkt uw Vorsten o bataven, Ja Vorsten, vaders niet in schijn, Die U hun goed en leven gaven, U vrij van kluisters deden zijn. Hun deugd zal Neêrlands roem vermeeren, Oranjes kleur uw vlag vereeren, En Vorst en Volk vereenigd zijn! En dacht ge nog aan oude veeten, Dan mogt ge geen bataven heeten, Maar gij zoudt Neêrlands val bereîn. Gij weet dat vreemden u verachten, Bewijst den vreemdling wie ge zijt: Ontwikkelt zedelijke krachten, En wapent u ten heilgen strijd. Bataven, toont uw deugden weêr, De Godheid zal uw krachten schragen, En nimmer zal Europa vragen: ‘Bestaan er geen bataven meer?’ Vorige Volgende