Praeludium(1941)–Loe Maas– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Met harp en hobo Gij die mij vreemd zijt en bekend en rustloos mond en oogen ment naar U die zich slechts half belijdt en half verborgen schooner zijt; Gij die m'aan U met liefde bindt en aarzeling die liefde wint als kostbren olie die den nacht zijn smart ontdekt en dan verzacht; Gij die in mijn gedachten woont als bloem in stroom; en Gij die troont met glimlach mij in elken daad, en van mijn hart de volheid raadt; En Gij die uit de stilte treedt van schaduw als een kwellend kleed en, stralend van al smart geleegd, tot ademlooze vreugd beweegt mijn droom, en hem verbaasd doet zijn om kostbaarheid ook van de pijn van hart dat steeds zichzelf omsnoert met vrees voor een te ijl gevoerd verlangen naar onroerbaarheid van, Zoete, Uw aanwezigheid; hoe zal ik waarder dan met lied van hobo, avondblauw verdriet [pagina 54] [p. 54] om wat ontging, getemperd kuisch met zilverjong en blij geruisch van morgenharp, U danken die ik zorgend om mij waken zie, Getrouwe, Gij die nimmer wijkt en, Schoone, slechts U zelf gelijkt, Gij die mij aan de dagen bindt met vreugde die Uw liefde vindt... Vorige Volgende