de vrouw, terwijl hij haar man bij den arbeid toebulkte. Zonder eenig verzet liet-ie zich welgevallen, dat ze hem een van de kinderen op de knie gaf om het wat te houden, en zag niet, hoe vies het was van dag-op-dag aangeplakt vuil door het rondkruipen over den grond en met de hand door 't gezicht gestreken onreinheid.
Hij beloonde die vrouwen rijk, maar nooit met geld. Nu eens liet-ie een kar brandhout brengen, een anderen keer kleeren voor allemaal, en hoopen van winkelwaren. Dan hield hij zich als een weldoener. De arme drommels hadden 't noodig, deed-ie. Hij wilde toch ook eens wat goeds uitvoeren, dat zou hem later wel te pas komen...
Maar zoodra hij hoorde, dat er tusschen den arbeider en zijn vrouw geruzie over kwam, had hij er ineens genoeg van. Gewoonlijk was dan 't einde, dat hij de heele ‘bende’ wegjoeg.
- Hier is uw geld.. hoeft niet meer terug te komen... marsch maar...
Kortaf, zonder eenige verklaring en zonder gelegenheid te geven tot een vraag. Er was niets aan te veranderen, met geen woede en met geen weeklagen...
De oude Gossens was niet groot, maar bonkig gespierd. Zijn kleine oogen knepen in zijn beenderig, gegroefd gezicht. Een witte baard liep in twee punten uit tot op zijn borst.
Doordat nu deze, dan die arbeider weg moest, was zelfs in enkele jaren tijds zijn personeel eenige malen geheel vernieuwd.
Hij zelf, met zijn ondernemingslust, zijn handelsdoorzicht, zijn kapitaal, scheen onvernietigbaar. Zijn niets-ontziend willen knapte allen tegenstand van zijn weg.
Toen hij eens een heele ploeg houtwerkers tegelijk gedaan gaf, omdat zij mopperden over den zwaren arbeid en te weinig loon, meende een kennis, dat het toch verdrietig was, dat gesukkel met werkvolk.
- Verdrietig?...
Verbazing lag op zijn gezicht. En even minachtte zijn kort gelach op. Daarna sneed zijn stem, knerpend als het scheuren van een ijzeren plaat:
- Daar komen nieuwe voor in de plaats, die gaan weer, maar ik blijf...
Geld en zinnelijk genot waren voor hem het leven.
Niets was voor hem bespottelijker dan te hooren spreken over ‘ne goeie man’.