gaan. Alles had er trouwens op gewezen dat Professor Adams zich niet wilde laten vangen, maar het luchtruim verkoos boven een langer verblijf op aarde. Zoals de vleermuis, dacht De Braekeleer, maar hij zei het niet. Hij haatte iedere symboliek en verlangde plotseling vurig naar de koele
atmosfeer en de heldere gesprekken van Euratheen.
Professor Adams intussen werd kleiner en kleiner, althans van Eurozoo uit gezien. Geier en Popone keken hem al niet meer na, maar sloegen de armen om elkaar heen en verwijderden zich in tegenovergestelde richting. Galline had zich geheel ter aarde geworpen en vertrouwde zijn boodschap aan het gras toe of aan de kruizemunt die er op enkele plaatsen groeide. Tonina was vlak voor Pelago gaan staan en schreeuwde hem toe dat hij de oorzaak van alles was. De mandril met zijn beklagenswaardige billen vroeg zich af waar zijn bezoekers bleven, de nog altijd in het zwart gestoken dienster bracht de koffie rond in een leeg gebouw, de pinguins repeteerden hun buigingen voor het feest dat telkens werd uitgesteld, de gestreepte hyena likte haar pasgeboren eersteling. Anna zag door haar tranen heen hoe Professor Adams een witte banier ontrolde, die scheen te glinsteren in de zon. De oppassers in hun blauwe pak, die het hok van het gestorven hert kwamen schoonmaken, zagen haar tot hun verbazing wuiven naar iets dat vermoedelijk alleen in haar geest bestond.