‘jij bent er sterk genoeg voor. Ik doe het anders, Peter, zoals ik het mijn hele leven heb gedaan. Alle gevoelens die ik van mezelf ken, ken ik ook van de literatuur. Ik weet langzamerhand niet meer wat van mij is en wat van het boek. Maar dat geeft ook al niet meer.’
‘U leeft in een droom, meneer Brom,’ zegt Peter, ‘als u zo leeft. Gelooft u ook niet dat zelfonderzoek...’
‘Droom is 't leven, anders niet,’ antwoordt meneer Brom, met een plotselinge glimlach die de ander niet begrijpt. ‘Is dat nu een vlucht of juist een aanvaarding? Weet jij dat, Peter?’
‘Ik denk... Ik weet het niet,’ zegt de ander, en hij opent zijn mond om nog iets te zeggen, maar zwijgt.
‘Daar ben ik op gepromoveerd, en ik weet het ook niet,’ zegt de oud-leraar. ‘Die woorden zijn van Jan Luyken, uit een van zijn mooiste verzen, en trouwens een van de mooiste die er zijn. In mijn