Een stille revolutie? Cultuur en mentaliteit in de lange jaren vijftig
(1997)–Paul Luykx, Pim Slot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
VoorwoordEén van Nederlands contemporain-historici van het eerste uur, G.W. Kernkamp (1864-1943), sloeg de spijker op zijn kop met de vaststelling, dat iedeze gesc hiedschrijving ‘het navelmerk [draagt] van den tijd, die haar baarde’.Ga naar voetnoot1 Moedertje Tijd drukt haar stempel op alle beelden die van het verre en nabije verleden worden gewrocht. Dit is altijd en onder alle omstandigheden het geval, maar geldt wel heel bijzonder in tijden van crisis en onrust, van verandering en omwenteling. Tijdgenoten proberen daar intellectueel en moreel greep op te houden of te krijgen. Ze trachten het wezenlijke van de verschuivingen te definiëren en als goed of slecht, als vóóruit- of achteruitgang te beoordelen. Soms hals-over-kop en even vaak zonder veel kennis van zaken ontwerpt de spraakmakende gemeente dan beelden van het verleden die bij haar beoordeling van zaken passen, nogal eens ter rechtvaardiging van de haars inziens noodzakelijke veranderingen. Zo'n crisistijdvak vormden de luidruchtige jaren zestig. Ook zonder te vervallen tot modieuze en cynische distantie, doet men er goed aan ‘Het Grote Gelijk’ van de revolutionairen en de met hen sympathiserende schrijvers en journalisten uit die jaren met een flinke korrel zout te nemen. Dat geldt zeker ook voor het beeld dat in die kringen van de ‘vóór-revolutionaire’ periode, in casu de jaren vijftig, werd afgeschilderd. Want zo bewegelijk, spannend en spectaculair als de elkaar snel opeenvolgende gebeurtenissen in de jaren zestig en zeventig werden gevoeld, zo immobiel, saai en truttig heetten de tien, vijftien jaar die daaraan waren voorafgegaan. Met kritisch bedoelde termen als ‘verzuiling’ en ‘consensus’ leek dat vervelende tijdvak afdoende gekarakteriseerd. Vlijtige contemporain-historici zijn echter de laatste jaren druk doende deze overgeleverde legende grondig te herzien.Ga naar voetnoot2 Trouwens, na enkele decennia van specialisatie op oorlog en bezettingstijd annex de voor- en nageschiedenis daarvan, lijkt de aandacht nu duidelijk en definitief te verschuiven naar de naoorlogse geschiedenis. De resolute tegenstelling tussen sobere jaren vijftig ener- en onstuimige | |
[pagina 8]
| |
jaren zestig anderzijds verdwijnt en maakt bij sommige auteurs zelfs plaats voor wat wel de ‘kraamkamerthese’ heet: de luidruchtige omwenteling, met name vanaf de tweede helft van de jaren zestig, wordt ondenkbaar genoemdzonder al hetgeen er eerder, onder een kalm ogende oppervlakte, aan ‘stille revolutie’. had plaatsgevonden. Ter karakterisering van het beeld dat op die manier langzamerhand oprijst kan het autobiografisch citaat van de kunsthistoricus Van Os dienstig zijn. Op de vraag om in enkele regels het wezen van de jaren vijftig uit te leggen, antwoordde hij: ‘Heel stiekem doen. Vrijen op zeer verborgen plaatsen. Dick Bos lezen onder de lessenaars van schoolbanken. Jazz en moderne kunst mooi vinden, ook omdat dat verboden was. Karel Appel bewonderen en daarmee jezelf bevrijden van kleinburgerlijkheid. Nachten praten over absurditeit, vervreemding, saecularisatie, existentiële grenservaringen, en of God alleen maar projectie was. Politiek was oninteressant en ontspannen groepsgedrag was soms niet mogelijk, omdat er weer iemand zo nodig zijn eigen individualiteit moest bewijzen. Ondanks, of dankzij die intense, existentiële diskussies bleven de autoriteiten autoriteiten en werden maatschappelijke structuren niet ter discussie gesteld’.Ga naar voetnoot3 Aan de uiterlijke vorm van staat en samenleving was in de jaren vijftig nog maar weinig verandering merkbaar, zo suggereert dit citaat, maar op het niveau van cultuur en mentaliteit raakten tradities en overgeleverde normen fundamenteel aan het wankelen en werden gangbare zekerheden grondig aangetast. Precies dit laatste inzicht was voor vertegenwoordigers van enkele contemporain-historische verenigingen aanleiding eens wat systematischer af te tasten hoe dat cultureel-mentale afscheid van de traditie, die ‘stille revolutie’ vorm had gekregen. De resultaten van hun inspanningen, voor een deel eerder tijdens een congres aan de orde gesteld, zijn in dit boek bijeengebracht.Ga naar voetnoot4 Een inleidende beschouwing werkt eerst het historiografisch probleem wat verder uit en pleit vervolgens voor het bij voorkeur bestuderen van het niveau van het dagelijks leven. Desondanks geven vier bijdragen daarna aandacht aan literatuur, godsdienst, intellectuelen en wetenschap: hoge cultuur in de gebruikelijke betekenis van het woord. Evenzoveel artikelen gaan vervolgens in op het samenhangende complex van huwelijk, sexualiteit en de positie van de vrouw. Vervolgens is er aandacht voor het ontstaan van een autonome jeugdcultuur; daaraan kan in een bundel als deze uiteraard niet voorbij worden gegaan. Enkele bijdragen over ontwikkelingen in de media, radio, journalistiek en televisie, ronden het boek af. Dat een keuze voor andere invalshoeken, c.q. andere accenten mogelijk zou zijn geweest, wordt niet ontkend. Toch zijn we van mening, dat de hier gepresenteerde bijdragen licht werpen op een aantal kenmerkende veranderingen op cultureel-mentaal niveau. Rest ons nog woorden van dank te richten, ten eerste aan de auteurs voor de toewijding waarmee ze hun wetenschappelijk werk hebben verricht en voor hun prettige samenwerking met de redactie, en vervolgens aan mevrouw Mies Jacobs voor | |
[pagina 9]
| |
haar accurate en loyale hulp bij de technische voorbereiding van het manuscript. Bijzonder erkentelijk zijn we het Prins Bernhard Fonds en de Gravin van Bylandt Stichting. Ieder naar vermogen hebben zij door hun financiële steun de uitgave van het boek mogelijk gemaakt en daarmee aan een correcte, historische beeldvorming over onze eigen tijd bijgedragen.
Redactie |
|