Voncken der liefde Jesu
(1687)–Jan Luyken– Auteursrechtvrij
[pagina 182]
| |
[pagina 183]
| |
Aan haar vruchten sult gyse kennen. Matth. 7. vers 16.'t Is onordent'lyk uyt zyn standt,
Wat onder wesen most, is boven;
De wyse Meester van de Hooven,
Heeft desen boom soo niet geplant.
Wat sal men hier nu toe gebieden?
Het was in zyn geschicktheyt goed,
Maar 't staar niet soo het wesen moed,
Daar moedt een onderst' op geschieden.
Dat speeld op u ô Zielen boom!
Hoe kundt gy soo de meester hagen?
En voor hem goede vruchten dragen,
Dit is een standt van schrick en schroom;
En onbevallig voor de Oogen.
O Mensch bedenckt u wel, en siet:
Seyt gy 't verkeerde boompje niet?
Wat doet het onderst' naar om hoge?
Ach dat de Son der wysheydt klaardt!
Wat doen uw sinnen en gedachten,
En and're Eed'le Ziele krachten,
Gedompeldt in de swarte aardt?
| |
[pagina 184]
| |
En d'eydelheydt van 't aartsche leven,
Van veelderley verkeerde lust,
Onnodig werck en valse rust,
Gelyk een kroon, om hoog verheven?
Hoe moed dat voor de meester staan!
En voor het oog van alle wysen,
Die sulcken monster standt misprysen,
En sien 't voor ongeschicktheyt aan.
O boompje staakt uw tegen kanten;
Het is nog in den goeden tydt,
Terwyl gy in uw wasdom sydt,
Op dat de Meester u verplante.
De deelen die in d'aarde zyn,
Die moeten na den Hemel keeren,
Op dat zy 't vruchte drage leeren,
Gebalsemd door de Sonneschyn,
Op dat de Meester daar van eete,
En u genadiglyk beschoudt;
En voorts beregend en bedoudt,
In zyn behagen onvergeeten:
Dan krygt gy een hoogwaarde prys,
Soo groen en schoon aan alle kanten,
Den Hovenier sal u verplanren,
Van hier in 't salig Paradeys:
| |
[pagina 185]
| |
Daar sult gy onophoudlyk groeyen,
En wesen, als een schone boom,
Geplant aan eenen waterstroom,
En ewig jong en jeugdig bloeyen;
Godts Aansicht sal uw Sonne syn,
Zyn watergeest, uw douw en regen,
Benevens alle heyl en segen,
Van hemelsch goed en heylig Reyn.
Gy sult een schat van vruchte baaren,
Den Meester van het Ewig hof,
Tot roem, en prys, en eer en lof,
En vreugdt van alle hemel scharen.
| |
Heylig Antwoordt.De mensche en sal niet bevestigt worden door godt loosheyt: maar de wortel der rechtveerdigen en sal niet beweegt worden. Prov. 12. vers 3. Maar de wortel der rechtveerdigen sal uytgeven. Vers 12. |
|