Voncken der liefde Jesu
(1687)–Jan Luyken–
[pagina 174]
| |
[pagina 175]
| |
De Here is het Deel myner erve, ende myn bekers. Psalm. 16. 5.
O Weelden koes die my vermaakten,
En 's vleschelyken levens mond,
Van boven af, soo lecker smaackten,
Wat syt gy bitter op den grond!
Her soet des voorsmaaks is verdwenen,
En 't naa bedencken is een gal,
Wat lief'lyk was is weg, en hene,
En ach! wat of't nog worden sal?
Soo sucht het eynd, van 't werels leven;
O Broeders laat dien Beker staan;
Al is zy vol van soet gegeeven,
En tast des Heren beeker aan:
Drinckt met geloof en stadig Hoopen,
Van Godts genade en liefde wyn,
Door Jesus Christus uyt geloopen,
Het grondsop, sal den Hemel zyn:
Een ewig leven voller weelden,
Een wonen in Godts heylig hart,
Wie kan het goed en soet verbeelden,
Daar in de Ziel gedompeld ward?
| |
[pagina 176]
| |
Vat aan den Beker van genade,
Soo boorde vol tot aan de rand,
Wie 't lust die mach zyn Ziel versaden,
Godt bietse, met een mildehand.
O wyn des levens, voller krachten,
Wat synse wys en welbedacht,
Die 's werels wyn om u verachten,
En nemen 't groote heyl in acht.
Ach ware Wynstock, ewig leven!
Set ons uw sappig voetsel by,
Op dat de ranckjes vruchte geven,
En 't scherpe Snoey-mes gaa voorby.
Hoog goede Jesus, Ziels beminde,
Als ghy op aarden hebt gewoond,
Hoe liet sich uwe goedheydt vinden,
Hoe heeft sich uwe trou betoond!
Al wie maar riep, en liep, en trachten
Naa heelsaam heyl voor zyne quaal,
Die wierd genesen door uw krachten,
Uw goedheyd salfdent altemaal:
Gaat hoen in vrede, Weest genesen,
Hebt goede moet, misdoet niet meer,
Soo ghy gelooft, soo sal het wesen,
Staat op, Word siende, of reyn van seer;
| |
[pagina 177]
| |
Soo was de balsem vloed der woorden,
Uyt uw gebinnedeyde mond,
Tot heyl der Zielen diese hoorden,
Aan 't lichaam, door uw kracht, gesond.
O Goede Jesus Ziels beminde,
Al syt gy nu niet meer op Aard,
Gelyk een menschen kind te vinden,
Soo als gy eens voor desen waard,
Gy hebt ons echter niet begeven,
Wy syn geen Weesen sonder U?
Maar in den Cirkel van ons leven,
Woond gy met u genade nu,
Dies loopen wy met ons begeeren,
Uw groote goedheyt achter naa,
En roepen: Jesus, goede Heere,
Geneest ons, helpt ons van den quaa.
Loopt toe belasten en belade,
Den grooten Meester is noch hier,
Tot onderwerping van het quade,
En lucht voor 't vonckend levens vier.
| |
Heylig Antwoordt.Myn Bloedt is waarlick dranck. Joan. 6. vers 55. |
|