Voncken der liefde Jesu
(1687)–Jan Luyken– Auteursrechtvrij
[pagina 26]
| |
[pagina 27]
| |
Die hem selven vernedert, sal verhoogt worden. Luc. 14 vers 11.
Wy weten 't wel wat ghy wilt seggen,
O diepte, daar men water schept!
En ons gemoet komt voor te leggen,
Wanneer men aan uw keting rept:
Uw Scheppers syn aan een verbonden,
Wel vast, met menig eyser Oog,
Dies, als den enen gaat te gronde,
Soo ryst den ander naar omhoog;
Zyn sincken doet den ander stygen;
Soo is, ons dubbeld leven, mee,
Dat wy van d'eersten opgang krygen,
Verknoopt van aangenaam en wee
't Inwendig, en uyt wendig leven,
Hangt met een keting, aan malkaar,
Om vast malkander aan te kleven,
Als of 't maar een gestalte waar;
Soo dat, door 't willende bewegen,
Of't Een, of't Ander, ryst of daalt,
Naa dat de wille is genegen,
Die aan de levens keting haaldt.
| |
[pagina 28]
| |
Als vlees en bloet wort op getogen,
In wellust, weelde en Eydelheyt,
In lust van sinnen, oor, en oogen,
Het rechte leven deser tydt,
Dan gaat de arme Ziel te gronde,
Met al haar ingesloten kracht,
En word, als in een put verslonden,
Dat sich onthoudt een nare nacht.
Maar als men 't vlees doet nedersincken,
Dan ryst de Ziel, als uyt haar graf,
Om als een morgen Ster te blincken,
Voor hem, die haar het wesen gaf.
Dit moet geschiên van alle wysen;
Weg vless en bloet, sinckt na de grondt,
Dan sal 't inwendig leven rysen,
Als of het van den dode opstondt:
Dat hangt natuurlyk aan malkander,
Gelyk als d'Emmers in den Put;
Als d'ene sinckt, soo ryst den ander,
Want dit gevolg wordt niet gestut.
Dies laat het logge vlees vry dalen,
Al die voorsichtigheyt beoogt,
Soo sal den Geest zyn adem halen,
Wanneer zy wordt in Godt verhoogt.
| |
[pagina 29]
| |
Hy is te prysen en te loven,
Die 't beste deel verheft na boven.
| |
Heylig Antwoordt.Want die in sijn selfs vleesch zaayt, sal uyt het vlees verderffenisse mayen: maar die in den geest saayt, sal uyt den geest het Ewige leven mayen. Gal. 6. vers 8. |
|