Het leerzaam huisraad
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 96]
| |
Na de materie is de werking.
En de sterke zal weezen tot grof vlas, en zyn werkmeester tot eene vonke, en zy zullen beide t'zaamen branden, en daar en zal geen uitblusser weezen. Jezaias I: vers 31.
| |
[pagina 97]
| |
Op Figuur XXVIII.
Als Vuur en Swavel t'zaamen komen,
Zo word'er haast een vlam vernoomen:
Zo zyn de zonden van een land,
Als die ten vollen zyn gebooren,
Bereiken zy Gods vuur'ge Tooren,
Die zet het in de lichte brand.
ô Menschen leerd des Heeren vreezen,
Om niet als Sulfer-stof te weezen,
Maar als een onverbrand'lyk Goud,
Dat, door den Oven kan passeere,
Zo, dat het vuur hem niet en deere
En hy zyn fixe wezen houd.
ô Sulfer, waard om voor te schroomen,
Eerst uit de Swavel-poel gekomen,
Wat heeft de list die 't quaad begeerd,
Door zyn bedriegelyke kunsten,
Met haat, in schyn van groote gunsten,
Zo menig hert met u besmeerd!
Hoe zal dat aan een Einde raaken,
Als zy Gods Tooren-vuur genaaken,
Aan 't groote Einde dezer tyd!
| |
[pagina 98]
| |
Daar dreigd een vuur van alle vuuren,
Daar dreigd een brand van Eeuwig duuren,
O Wee, ô wach! van ach! en spyt!
ô Dorre Zielen, vet van zonden,
Die, als een Zwavelstok bevonden,
Verwachten moet dat dreigend quaad,
Ziet noch, by tyds, uit beter Oogen,
En zoekt uit al u Ziels vermogen,
By d'Allerhoogste hulp en raad,
Op dat gy deze slag ontgaat.
| |
Jezaias XXXIV: 8, 9, 10.Want het zal zyn de dag der wraake des HEEREN, een Jaar der vergeldingen, om Sions twistzaake. En haare beeken zullen in pik verkeert worden, en haar stof in zwavel: ja haare aarde zal tot brandende pik worden. Het en zal des nachts, noch des daags niet uitgeblust worden, tot in der eeuwigheid zal haaren rook opgaan: van geslachte tot geslachte zal het woest zyn, tot in eeuwigheid der eeuwigheden en zal niemant daar doorgaan. | |
Malachias IV: 1.Want ziet, die dag komt brandende als een Oo- | |
[pagina 99]
| |
ven: dan zullen alle hoogmoedige, en al wie Godloosheid doet, een stoppel zyn, en de toekomstige dag zal ze in vlamme zetten, zeid de HEERE der heirschaaren, die hen noch wortel, noch tak laaten en zal. | |
2 Petrus III: 10, 11, 12, 13, 14.Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de Hemelen met een gedruis zullen voorby gaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde, en de werken die daar in zyn, zullen verbranden. Dewyle dan deze dingen alle vergaan, hoedaanige behoord gy te zyn in heiligen wandel en Godzaligheid. Verwachtende en haastende tot de toekomste van den dag Gods, in welken de Hemelen door vuur ontsteeken zynde zullen vergaan, en de elementen brandende zullen versmelten? Maar wy verwachten, na zyne belofte nieuwe Hemelen en een nieuwe aarde, in dewelke gerechtigheid woond. Daarom, geliefde, verwachtende deze dingen, benaarstigt u dat gy onbevlekt en onbestraffelyk van hem bevonden moogt worden in vrede. |
|