Het leerzaam huisraad
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
Ziet verder.
Haare webben en deugen niet tot kleederen, en zy en zullen haar zelven niet konnen dekken met haare werken: haare werken zyn werken der ongerechtigheid, en een maaksel des wrevels is in haare handen. Jezaias LIX: 6.
| |
[pagina 81]
| |
Op Figuur XXIII.
Wat word'er moeiten aan besteed,
Eer 't Vlas veranderd in een kleed:
En 't kleed tot Eeuwig welbehaagen,
Dat wouw den achteloozen mensch,
Wel hebben door een bloote wens,
Om tot een bruilofts-kleed te draagen.
Maar zo men zo veel moeiten doet,
Aan 't aardse kleed, voor vlees en bloed,
Zo mag men, om de Ziel te kleeden,
Voorzichtig, van een vroeg begin,
Zyn leeven lang, Jaar uit, Jaar in,
Wel aan dat kleed der Zielen Reeden
En die zo niet en is gezind,
Wat baat het of hy vlytig spind?
Zyn Webbens, en zyn Kas vol linden,
Die zal hy in het ander land,
Als hem de Dood ter Zielen band,
Niet tot behoorlyk Deksel vinden.
Maar heeft hy 't Zielen-kleed bereid,
Dat voerd hy meê, uit deze Tyd,
| |
[pagina 82]
| |
En zyne moeiten zal gedyen,
Want dat is 't blyfelyk Gewaad,
Dat nooit in Eeuwigheid vergaat,
't Sieraad der zaal'ge Hemel-ryen.
| |
Job VIII: 13, 14, 15.Alzo zyn de paden aller die God vergeeten: en de verwachtinge des huichelaars zal vergaan. Van den welken zyne hoope walgen zal: en zyn vertrouwen zal zyn een huis der spinnekoppe. Hy zal op zyn huis leunen, maar het en zal niet bestaan, hy zal hem daar aan vast houden, maar het en zal niet staande blyven. | |
Matth: XXII: 9, 10, 11, 12, 13.Daarom gaat op de uitgangangen der wegen, en zo veele als gy'er zult vinden, roept ze tot de bruiloft. En dezelve dienstknechten uitgaande op de wegen, vergaderden alle die zy vonden, beide quaade en goede, en de bruiloft wierd vervult met aanzittende [gasten.] En als de Koning ingegaan was, om de aanzittende [gasten] te overzien, zag hy aldaar een mensche niet gekleed [zynde] met een bruilofts-kleed. En zeide tot hem, Vriend, hoe zyt gy hier in- | |
[pagina 83]
| |
gekomen, geen bruilofts-kleed [aan] hebbende? En hy verstomde. Doe zeide de Koning tot de dienaars, bindet zyne handen en voeten, neemt hem weg, en werpt [hem] uit in de buitenste duisternisse: Daar zal zyn weeninge en knerzinge der tanden. | |
Openbaaringe III: 17, 18.Want gy zegt, Ik ben ryk, en verrykt geworden, ende en hebbe geens dings gebrek: en gy en weet niet dat gy zyt ellendig, en jammerlyk, en arm, en blind, en naakt. Ik raade u dat gy van my koopt goud, beproeft komende uit het vuur, op dat gy ryk moogt worden: en witte kleederen, op dat gy moogt bekleed worden, en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard en worde: en zalft uwe oogen met oogen-zalve, op dat gy zien moogt. | |
En Kapittel XIX: 7, 8.Laat ons blyde zyn, en vreugd bedryven, en hem de heerlykheid geeven: want de Bruiloft des Lams is gekomen, en zyn wyf heeft haar zelven bereid.
En haar is gegeeven, dat zy bekleed worde met rein en blinkende fyn lynwaat: want dit fyn lynwaat zyn de rechtvaardigmaakingen der heiligen. |
|