Jezus en de ziel
(1685)–Jan Luyken– Auteursrechtvrij
[pagina 146]
| |
IN wien noch sulck een prickel steeckt,
Door d'oude Adams boose krachten,
Dat hy sich aen sijn vyandt wreeckt,
Met wercken, woorden of gedachten;
Die doet gelijck een boosen hondt,
Die misgedeelt van 't rechte weten,
Den steen bestormt met zijnen mondt,
Die hem was na het lijf gesmeten:
Die diersheyt doet geen God'lijck beelt,
Wat hem genaeckt van kruys of lijden;
Wat hem de boosheyt mede deelt,
Al treft het leet van alle zijden,
Hy siet op Godt, in soet en suur,
Hy neemt het alles van Godts handen,
En wreeckt sich aen geen creatuur;
Hy is vereert met schade en schanden,
En danckt zijn Schepper nacht en dagh,
Dat hy zijn Godt in 't lijdent leven,
Een weynighjen gelijcken magh.
Ach Heylant! wilt het haer vergeven,
Al is 't haer quaedt, het is my goet,
Vergeef haer dese onwijse daden;
Soo valt een Christen Godt te voet,
En smeeckt uyt liefde voor de quaden.
| |
Goddelijck Antwoordt.Ick segge u dat ghy den boosen niet en wederstaet: maer soo wie u op de rechter wange slaet, keert hem oock de andere toe. Matth. 5. vers 39. | |
[pagina 147]
| |
Wy worden gescholden, ende wy segenen: Wy worden vervolght ende wy verdragen. 1 Cor. 4. vers 12. | |
[pagina 148]
| |
Op het XXXIV. Sinnebeeldt.Van weerloose gelatenheyt, hoe men in alle toevallen op Godt alleen moet sien.
SOo een Beer ofte Hondt met een spies gestoocken Godt dwinght geen eenigh mensch, maer dewijl buy- Nu is hier een nodigh punct te bemerken, in de wel- | |
[pagina 149]
| |
boosheyt; de eygen boose wille doet het sonder den wil- Wanneer nu een boos mensch u beschadight, sulcx Dese boose menschen zijn anders niet dan spietsen, |
|