Jezus en de ziel
(1685)–Jan Luyken– Auteursrechtvrij
[pagina 84]
| |
Een water als kristal, waer op geen koelte speelt,
Ontfangt so cierlijk en so schoon het sonnen beelt,
Soo was de schoone Ziel, het edelste aller dingen,
Die door de wijsheyt Godts een wesentheyt ontvingen;
Een vonck van 't eeuwigh vuur, doorschenen met Godts licht,
Een klare Spiegel voor het eeuwige aengesicht,
Daer 't eeuwig end'loos Een, in hoogte, noch in brete,
Noch eeuwig' diepten, noyt te gronden noch te meten,
Sich selve schoude, en vond in een geschapen beelt,
Dat voor de schepping in zijn wijsheyt had gespeelt.
Dien klaren Spiegel heeft de valsche lust geschonden;
Dat kristallijn gevult met grovigheyt der sonden;
Dien stillen suyv'ren grondt beweegt uyt sijn accoort,
En d'edele Beeltenis soo jammerlijck verstoort.
Wat sal de mens nu doen? wat gaet hy best voor gangen,
Om dit verloren Beelt in 't herte weer t'ontvangen?
Een Wille, uytgaende van het eeuwig Zielen-vuur,
Die drijve, als met een sweep, de gantsche creatuur,
Met al haer beelden uyt, en sta de Godtheyt stille,
Van alle neyg'lijckheyt, dat hy volbrengt zijn wille.
Daer is geen ander raedt, al kost het wee en pijn,
Het moet geleden, of het moet verlooren zijn.
| |
Goddelijck Antwoordt.[TE weten] dat ghy soudet afleggen, aengaende de vorige wandelinge, den ouden mensche, die verdorven wort door de begeerlijckheden der verleydinge. Ende dat gy soudet vernieuwt worden in den geest uwes gemoets, ende den nieuwen mensche aendoen, die na Godt geschapen is in ware rechtveerdigheyt ende heyligheyt. Eph. 4. vers 24. | |
[pagina 85]
| |
Godt seyde: Laet ons menschen maken, na onsen beelde, na onse gelijckenisse. Gen. 1. vers 26. | |
[pagina 86]
| |
Op het XIX. Sinnebeeldt.Van de Ziele, wat sy eygentlijck is.
GOdt is een louter Wesen, van het welcke alle dingen Mijn Ziele is een spiegel, daer in Godt alle uuren Soo de spiegel voor my gehouden wordt, moet sich | |
[pagina 87]
| |
Ziele, en de Ziel in Godt. Den wijn is in het vat, maer Christus sprack: Den Vader is in my, ende ick ben
Godt eyscht niets als eene bloote, loutere, lijdende, |
|