Exodus II: 23, 24, 25.
Het geschiedde na veele dezer dagen, als de Koning van Egipten gestorven was, dat de kinderen Israëls zuchteden en schreeuwden over den dienst: en haar gekreit over haaren dienst quam op tot God.
En God hoorde haar gekerm, en God gedacht aan zyn verbond met Abraham, met Izaak, en met Jakob.
En God zag de kinderen Israëls aan, en God kende [haar.]