Des menschen begin, midden en einde
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
Job XX: 4, 5, 6, 7, 8, 9.Weet gy dit? van altoos af, van dat [God] den mensche op de wereld gezet heeft, Dat het gejuich der godloozen van naby geweest is, en de vreugde des huichelaars voor een oogenblik? Wanneer zyne hoogheid tot den Hemel toe opklomme: en zyn hoofd tot aan de wolken raakte: Zal hy gelyk zyn drek in eeuwigheid vergaan: die hem gezien hadden, zullen zeggen, Waar is hy? Hy zal weg vliegen als een droom, dat men hem niet vinden en zal: en hy zal verjaagd worden, als een gezichte des nachts. De ooge die hem zag, en zal het niet meer doen: en zyne plaatse en zal hem niet meer aanschouwen. | |
Spreuken XVI: 5.Al die hoog is van herten, is den HEERE een grouwel: hand aan hand, en hy zal niet onschuldig zyn. | |
En Vers 8.Beter is een weinig met gerechtigheid, dan de veelheid der inkomsten zonder recht. | |
En Vers 18, 19.Hovaardigheid is voor de verbreekinge; en hoogheid des geestes voor den val. Het is beter nedrig van geeste te zyn met de zachtmoedige; dan roof te deelen met de hovaardige. | |
Jezaias II: 11, 12.De hooge oogen der menschen zullen vernederd worden, en de hoogheid der mannen, zal neder geboogen worden, en de HEERE alleen zal in dien dage verheven zyn. Want de dag des HEEREN der heirscharen zal zyn tegen allen hovaardigen, en hoogen, en tegen allen verhevenen, op dat hy vernederd worde. | |
[pagina 75]
| |
|